Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal funciones

Vertaal funciones van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. funciones:
  2. funcionar:
  3. función:
  4. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor funciones (Spaans) in het Nederlands

funciones:

funciones [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la funciones (puestos; cargos)
    de functies
    • functies [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor funciones:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
functies cargos; funciones; puestos

Verwante woorden van "funciones":


funcionar:

funcionar werkwoord

  1. funcionar
    functioneren
    • functioneren werkwoord (functioneer, functioneert, functioneerde, functioneerden, gefunctioneerd)
  2. funcionar (actuar; realizar)
    presteren; een prestatie leveren
  3. funcionar (estar puesto; estar en funcionamiento)
    aanstaan; in werking zijn
    • aanstaan werkwoord (sta aan, staat aan, stond aan, stonden aan, aangestaan)
    • in werking zijn werkwoord (ben in werking, bent in werking, is in werking, was in werking, waren in werking, in werking geweest)

Conjugations for funcionar:

presente
  1. funciono
  2. funcionas
  3. funciona
  4. funcionamos
  5. funcionáis
  6. funcionan
imperfecto
  1. funcionaba
  2. funcionabas
  3. funcionaba
  4. funcionábamos
  5. funcionabais
  6. funcionaban
indefinido
  1. funcioné
  2. funcionaste
  3. funcionó
  4. funcionamos
  5. funcionasteis
  6. funcionaron
fut. de ind.
  1. funcionaré
  2. funcionarás
  3. funcionará
  4. funcionaremos
  5. funcionaréis
  6. funcionarán
condic.
  1. funcionaría
  2. funcionarías
  3. funcionaría
  4. funcionaríamos
  5. funcionaríais
  6. funcionarían
pres. de subj.
  1. que funcione
  2. que funciones
  3. que funcione
  4. que funcionemos
  5. que funcionéis
  6. que funcionen
imp. de subj.
  1. que funcionara
  2. que funcionaras
  3. que funcionara
  4. que funcionáramos
  5. que funcionarais
  6. que funcionaran
miscelánea
  1. ¡funciona!
  2. ¡funcionad!
  3. ¡no funciones!
  4. ¡no funcionéis!
  5. funcionado
  6. funcionando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor funcionar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
functioneren funcionamiento
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstaan estar en funcionamiento; estar puesto; funcionar agradar; aprobar; convenir; dar gusto; deleitarse; disfrutar; divertir; gozar; gustar; parecer bien; recrearse
een prestatie leveren actuar; funcionar; realizar
functioneren funcionar
in werking zijn estar en funcionamiento; estar puesto; funcionar
presteren actuar; funcionar; realizar

Wiktionary: funcionar

funcionar
verb
  1. ~ als een bepaalde functie vervullen
  2. functioneren, draaien
Cross Translation:
FromToVia
• funcionar → functioneren ↔ function — to carry on a function
• funcionar → werken ↔ work — function correctly
• funcionar → functioneren ↔ funktionieren — vorschriftsmäßig arbeiten
• funcionar → lopen ↔ gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
• funcionar → functioneren; het doen; in zijn werk gaan; werken ↔ fonctionner — accomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc.
• funcionar → lopen; marcheren ↔ marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.

función:

función [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la función (cargo; puesto; oficio)
    de functie; de betrekking; het ambt
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • betrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la función (demostración; exhibición; sesión; exposición)
    de voorstelling; de happening; de show; de performance
  3. la función (empleo; trabajo; obra; misión; ocupación)
    de arbeid; de job; de karwei
    • arbeid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • karwei [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. la función (faena; obra; ocupación; )
    de hobby; de bezigheid
    • hobby [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la función (trabajo; empleo; trabajito; changa; empleo remunerado)
    het baantje
    • baantje [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. la función
    de functie
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor función:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambt cargo; función; oficio; puesto profesión
arbeid empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
baantje changa; empleo; empleo remunerado; función; trabajito; trabajo
betrekking cargo; función; oficio; puesto
bezigheid empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
functie cargo; función; oficio; puesto característica; empleo; rol; trabajo
happening demostración; exhibición; exposición; función; sesión
hobby empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito
job empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo empleo; trabajo
karwei empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo
performance demostración; exhibición; exposición; función; sesión
show demostración; exhibición; exposición; función; sesión espectáculo
voorstelling demostración; exhibición; exposición; función; sesión espectáculo

Verwante woorden van "función":


Synoniemen voor "función":


Wiktionary: función

función
noun
  1. taak
  2. positie binnen een bedrijf of organisatie
  3. (wiskunde) afhankelijkheid tussen een element en een veranderlijke
Cross Translation:
FromToVia
• función → functie ↔ function — what something does or is used for
• función → functie ↔ function — mathematics: one-to-one relation
• función → functie ↔ function — computing: routine that returns a result
• función → functie ↔ function — biology: physiological activity of an organ or body part
• función → functie ↔ use — function
• función → ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; functie ↔ fonction — Activité qui tend à un but précis
• función → dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats ↔ office — Fonction, emploi

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van funciones







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0629 seconde
Page rendered in 1.0 seconds