Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. impuestos:
  2. impuesto:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor impuestos (Spaans) in het Nederlands

impuestos:

impuestos

  1. impuestos (impuesto sobre las ventas)
    de btw
    • btw [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor impuestos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
btw impuesto sobre las ventas; impuestos

impuesto:

impuesto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el impuesto (contribución)
    de belastingen; de heffingen
  2. el impuesto
    de belasting

Vertaal Matrix voor impuesto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasting impuesto carga; carga impositiva; cargar; costas; coste; costes; costo; derechos; exacción; expensas; gastos; imposición; recargo; recaudación; tasa
belastingen contribución; impuesto
heffingen contribución; impuesto

Verwante woorden van "impuesto":

  • impuestos, impuesta, impuestas

Synoniemen voor "impuesto":


Wiktionary: impuesto

impuesto
noun
  1. door de wet gedwongen betaling aan de overheid zonder individuele tegenprestatie van die overheid
  2. het vorderen, het heffen

Cross Translation:
FromToVia
impuesto belasting; taks tax — money paid to government
impuesto belasting; taks; recht impôtcharge public, droit imposer sur certaines choses.
impuesto belasting; recht taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.

Verwante vertalingen van impuestos