Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. iris:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor iris (Spaans) in het Nederlands

iris:

iris [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el iris
    de iris; vlies in het oog

Vertaal Matrix voor iris:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
iris iris
vlies in het oog iris

Verwante woorden van "iris":

  • irises

Wiktionary: iris

iris
noun
  1. een orgaan in het oog van vele organismen

Cross Translation:
FromToVia
iris regenboogvlies; iris iris — part of the eye
iris regenboogvlies iris — Partie de l’œil

Verwante vertalingen van iris