Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal irrigar

Vertaal irrigar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

irrigar:
- irrigeren; bevloeien; besproeien; water geven; begieten
Wiktionary:
- irrigar → irrigeren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor irrigar (Spaans) in het Nederlands

irrigar:

irrigar werkwoord

irrigar (regar)
irrigeren; bevloeien
- irrigeren werkwoord (irrigeer, irrigeert, irrigeerde, irrigeerden, geïrrigeerd)
- bevloeien werkwoord (bevloei, bevloeit, bevloeide, bevloeiden, bevloeid)
irrigar (regar; rociar)
besproeien; water geven; begieten
- besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
- water geven werkwoord
- begieten werkwoord (begiet, begoot, begoten, begoten)

Conjugations for irrigar:

presente

irrigo
irrigas
irriga
irrigamos
irrigáis
irrigan

imperfecto

irrigaba
irrigabas
irrigaba
irrigábamos
irrigabais
irrigaban

indefinido

irrigué
irrigaste
irrigó
irrigamos
irrigasteis
irrigaron

fut. de ind.

irrigaré
irrigarás
irrigará
irrigaremos
irrigaréis
irrigarán

condic.

irrigaría
irrigarías
irrigaría
irrigaríamos
irrigaríais
irrigarían

pres. de subj.

que irrigue
que irrigues
que irrigue
que irriguemos
que irriguéis
que irriguen

imp. de subj.

que irrigara
que irrigaras
que irrigara
que irrigáramos
que irrigarais
que irrigaran

miscelánea

¡irriga!
¡irrigad!
¡no irrigues!
¡no irriguéis!
irrigado
irrigando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor irrigar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begieten	irrigar; regar; rociar
besproeien	irrigar; regar; rociar	humectar; humedecer; mojar; regar
bevloeien	irrigar; regar
irrigeren	irrigar; regar
water geven	irrigar; regar; rociar

Wiktionary: irrigar

irrigar

verb

op grote schaal water naar landbouwgrond transporteren om de gewassen mee te bevloeien
- irrigeren → irrigar; regar