Spaans
Uitgebreide vertaling voor normal (Spaans) in het Nederlands
normal:
-
normal (usual; normalmente; ordinario; general; acostumbrado; común y corriente; generalmente; comúnmente; habitualmente; como siempre; así como así; corriente; común; ruin; malo; habitual; vil; false; sin más; vilmente; de ordinario; completamente normal)
gebruikelijk; gangbaar; gewoon; gemeen; normaal-
gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
-
gangbaar bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
normaal bijvoeglijk naamwoord
-
-
normal (corriente; usual; habitual; ordinario)
-
normal (simplemente; común; sencillo; normalmente; habitual; ordinario; habitualmente; generalmente; sencillamente; francamente; usual; como siempre; sin más; así como así; por lo común; completamente normal; común y corriente)
doodgewoon-
doodgewoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
normal (regular; ordinario)
regelmatig; regulier; geregeld; op vaste tijden-
regelmatig bijvoeglijk naamwoord
-
regulier bijvoeglijk naamwoord
-
geregeld bijvoeglijk naamwoord
-
op vaste tijden bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor normal:
Verwante woorden van "normal":
Synoniemen voor "normal":
Wiktionary: normal
normal
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• normal | → normale; normaal; gewone; gewoon | ↔ normal — usual, ordinary |
• normal | → normaal | ↔ normal — ohne Steigerung: vorhandenen (gesellschaftlichen, wissenschaftlichen, medizinischen, subjektiv erfahrenen) Normen entsprechend |
• normal | → normaal | ↔ normal — Qui est conforme à la règle, à l’ordre. |
Computer vertaling door derden: