Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. orines:
  2. orinar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor orines (Spaans) in het Nederlands

orines:

orines [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la orines (orina)
    de zeik; de pis; de urine
    • zeik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • urine [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor orines:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pis orina; orines
urine orina; orines
zeik orina; orines

orines vorm van orinar:

orinar werkwoord

  1. orinar (hacer pis; mear)
    plassen; urineren; wateren
    • plassen werkwoord (plas, plast, plaste, plasten, geplast)
    • urineren werkwoord (urineer, urineert, urineerde, urineerden, geurineerd)
    • wateren werkwoord (water, watert, waterde, waterden, gewaterd)

Conjugations for orinar:

presente
  1. orino
  2. orinas
  3. orina
  4. orinamos
  5. orináis
  6. orinan
imperfecto
  1. orinaba
  2. orinabas
  3. orinaba
  4. orinábamos
  5. orinabais
  6. orinaban
indefinido
  1. oriné
  2. orinaste
  3. orinó
  4. orinamos
  5. orinasteis
  6. orinaron
fut. de ind.
  1. orinaré
  2. orinarás
  3. orinará
  4. orinaremos
  5. orinaréis
  6. orinarán
condic.
  1. orinaría
  2. orinarías
  3. orinaría
  4. orinaríamos
  5. orinaríais
  6. orinarían
pres. de subj.
  1. que orine
  2. que orines
  3. que orine
  4. que orinemos
  5. que orinéis
  6. que orinen
imp. de subj.
  1. que orinara
  2. que orinaras
  3. que orinara
  4. que orináramos
  5. que orinarais
  6. que orinaran
miscelánea
  1. ¡orina!
  2. ¡orinad!
  3. ¡no orines!
  4. ¡no orinéis!
  5. orinado
  6. orinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

orinar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el orinar (mear)
    het plassen; zeiken
    • plassen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zeiken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor orinar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plassen mear; orinar
zeiken mear; orinar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plassen hacer pis; mear; orinar
urineren hacer pis; mear; orinar
wateren hacer pis; mear; orinar
zeiken charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; demorar; demorarse; hacer más lento; parlotear; quejarse; retrasar; tardar; vacilar

Synoniemen voor "orinar":


Wiktionary: orinar

orinar
verb
  1. het legen van de blaas
  2. urine uitscheiden

Cross Translation:
FromToVia
orinar urineren; plassen urinate — to pass urine from the body
orinar urineren; wateren urinieren — (intransitiv) Urin ausscheiden; Harn, Wasser lassen
orinar een plas doen; urineren urinerévacuer de l’urine.