Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pasmar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor pasmar (Spaans) in het Nederlands

pasmar:

pasmar werkwoord

  1. pasmar (asombrar; maravillar)
    overdonderen; verbluffen
    • overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)
    • verbluffen werkwoord (verbluf, verbluft, verblufte, verbluften, verbluft)

Conjugations for pasmar:

presente
  1. pasmo
  2. pasmas
  3. pasma
  4. pasmamos
  5. pasmáis
  6. pasman
imperfecto
  1. pasmaba
  2. pasmabas
  3. pasmaba
  4. pasmábamos
  5. pasmabais
  6. pasmaban
indefinido
  1. pasmé
  2. pasmaste
  3. pasmó
  4. pasmamos
  5. pasmasteis
  6. pasmaron
fut. de ind.
  1. pasmaré
  2. pasmarás
  3. pasmará
  4. pasmaremos
  5. pasmaréis
  6. pasmarán
condic.
  1. pasmaría
  2. pasmarías
  3. pasmaría
  4. pasmaríamos
  5. pasmaríais
  6. pasmarían
pres. de subj.
  1. que pasme
  2. que pasmes
  3. que pasme
  4. que pasmemos
  5. que pasméis
  6. que pasmen
imp. de subj.
  1. que pasmara
  2. que pasmaras
  3. que pasmara
  4. que pasmáramos
  5. que pasmarais
  6. que pasmaran
miscelánea
  1. ¡pasma!
  2. ¡pasmad!
  3. ¡no pasmes!
  4. ¡no pasméis!
  5. pasmado
  6. pasmando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor pasmar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overdonderen aturdir; dejar perplejo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overdonderen asombrar; maravillar; pasmar abrumar; apabullar; arrollar; aturdir
verbluffen asombrar; maravillar; pasmar

Synoniemen voor "pasmar":


Wiktionary: pasmar


Cross Translation:
FromToVia
pasmar verdoven; verdwazen stupefy — dull the senses or capacity to think
pasmar onthutsen; ontstellen; ontzetten; verbijsteren; verbluffen stupéfierengourdir, diminuer ou suspendre le sentiment et le mouvement.