Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. refrenar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor refrenar (Spaans) in het Nederlands

refrenar:

refrenar werkwoord

  1. refrenar
    afremmen; remmen
    • afremmen werkwoord (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
  2. refrenar (controlar; dominar)
    beheersen; intomen; beteugelen
    • beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • intomen werkwoord (toom in, toomt in, toomde in, toomden in, ingetoomd)
    • beteugelen werkwoord (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  3. refrenar (dominar; reprimir; controlar)
    beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen
    • beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • bedwingen werkwoord (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • beteugelen werkwoord (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
    • matigen werkwoord (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)
    • bedaren werkwoord (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)
    • intomen werkwoord (toom in, toomt in, toomde in, toomden in, ingetoomd)
  4. refrenar (contener; reprimir; contenerse)
    bedwingen; in bedwang houden; beteugelen
    • bedwingen werkwoord (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • in bedwang houden werkwoord (houd in bedwang, houdt in bedwang, hield in bedwang, hielden in bedwang, in bedwang gehouden)
    • beteugelen werkwoord (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  5. refrenar (reprimir; contener)
    beteugelen
    • beteugelen werkwoord (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)

Conjugations for refrenar:

presente
  1. refreno
  2. refrenas
  3. refrena
  4. refrenamos
  5. refrenáis
  6. refrenan
imperfecto
  1. refrenaba
  2. refrenabas
  3. refrenaba
  4. refrenábamos
  5. refrenabais
  6. refrenaban
indefinido
  1. refrené
  2. refrenaste
  3. refrenó
  4. refrenamos
  5. refrenasteis
  6. refrenaron
fut. de ind.
  1. refrenaré
  2. refrenarás
  3. refrenará
  4. refrenaremos
  5. refrenaréis
  6. refrenarán
condic.
  1. refrenaría
  2. refrenarías
  3. refrenaría
  4. refrenaríamos
  5. refrenaríais
  6. refrenarían
pres. de subj.
  1. que refrene
  2. que refrenes
  3. que refrene
  4. que refrenemos
  5. que refrenéis
  6. que refrenen
imp. de subj.
  1. que refrenara
  2. que refrenaras
  3. que refrenara
  4. que refrenáramos
  5. que refrenarais
  6. que refrenaran
miscelánea
  1. ¡refrena!
  2. ¡refrenad!
  3. ¡no refrenes!
  4. ¡no refrenéis!
  5. refrenado
  6. refrenando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor refrenar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afremmen refrenar frenar
bedaren controlar; dominar; refrenar; reprimir acallar; ajustir; apagarse; calmar; extinguir; extinguirse; tranquilizar
bedwingen contener; contenerse; controlar; dominar; refrenar; reprimir tener bajo control
beheersen controlar; dominar; refrenar; reprimir dominar; imperar; mandar; quedarse tranquilo; reinar; subyugar
beteugelen contener; contenerse; controlar; dominar; refrenar; reprimir tener bajo control
in bedwang houden contener; contenerse; refrenar; reprimir tener bajo control
intomen controlar; dominar; refrenar; reprimir
matigen controlar; dominar; refrenar; reprimir aflojar; ahorrar; calmar; calmarse; economizar; gastar menos; moderar; reducir los gastos; templar; terraplenar; tranquilizarse
remmen refrenar cesar; detener; frenar; parar; pararse; poner freno a

Synoniemen voor "refrenar":


Wiktionary: refrenar

refrenar
verb
  1. de snelheid van iets doen verminderen
  2. in bedwang houden, intomen