Spaans

Uitgebreide vertaling voor sencillez (Spaans) in het Nederlands

sencillez:

sencillez [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la sencillez (simplicidad; simpleza; ingenuidad)
    de eenvoud; de natuurlijkheid; de ongekunsteldheid
  2. la sencillez (modestia; discreción; humildad; sobriedad; modicidad)
    de pretentieloosheid; de bescheidenheid
  3. la sencillez (sobriedad; modestia; frugalidad; parquedad)
    de soberheid; de eenvoud; de simpelheid
  4. la sencillez (inocencia; ingenuidad; candidez; carácter infantil)
    de onschuld; de naïveteit; de argeloosheid; onbedorvenheid

Vertaal Matrix voor sencillez:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argeloosheid candidez; carácter infantil; ingenuidad; inocencia; sencillez
bescheidenheid discreción; humildad; modestia; modicidad; sencillez; sobriedad descreción; docilidad; modestia; servilismo; sumisión
eenvoud frugalidad; ingenuidad; modestia; parquedad; sencillez; simpleza; simplicidad; sobriedad simplicidad
natuurlijkheid ingenuidad; sencillez; simpleza; simplicidad
naïveteit candidez; carácter infantil; ingenuidad; inocencia; sencillez bobada; candidez; carácter infantil; credulidad; estupidez; ingenuidad; inocencia; insignificancia; simplicidad
onbedorvenheid candidez; carácter infantil; ingenuidad; inocencia; sencillez
ongekunsteldheid ingenuidad; sencillez; simpleza; simplicidad
onschuld candidez; carácter infantil; ingenuidad; inocencia; sencillez
pretentieloosheid discreción; humildad; modestia; modicidad; sencillez; sobriedad descreción; modestia
simpelheid frugalidad; modestia; parquedad; sencillez; sobriedad bobada; carácter infantil; estupidez; inocencia; insignificancia; simplicidad
soberheid frugalidad; modestia; parquedad; sencillez; sobriedad

Synoniemen voor "sencillez":


Wiktionary: sencillez

sencillez
noun
  1. afwezigheid van pracht en praal

Computer vertaling door derden: