Spaans

Uitgebreide vertaling voor tallo (Spaans) in het Nederlands

tallo:

tallo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tallo (pedúnculo)
    de stengel; de halm; de steel
    • stengel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • halm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • steel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el tallo (brizna; pedúnculo; rabillo; rabo)
    de steel; handvat in de vorm van stok
  3. el tallo
    de rank
    • rank [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. el tallo
    de halm
    • halm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tallo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halm pedúnculo; tallo
handvat in de vorm van stok brizna; pedúnculo; rabillo; rabo; tallo
rank tallo brote; brotes; retoño; retoños
steel brizna; pedúnculo; rabillo; rabo; tallo
stengel pedúnculo; tallo
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rank de constitución fina; delgado; delgaducho; delicado; esbelto; fino; flaco; frágil; inestable; ligero de postura; lábil; magro; poco espeso; tambaleante; tierno

Synoniemen voor "tallo":


Wiktionary: tallo


Cross Translation:
FromToVia
tallo steel; stengel stalk — the longish piece that supports the seed-carrying parts of a plant
tallo stam; stengel; steel stem — botany: above-ground stalk of a vascular plant

tallo vorm van tallar:

tallar werkwoord

  1. tallar
    beitelen
    • beitelen werkwoord (beitel, beitelt, beitelde, beitelden, gebeiteld)
  2. tallar (grabar en madera)
    kerven; in hout schrijven
  3. tallar (cortar; entresacar; recortar)
    uitknippen
    • uitknippen werkwoord (knip uit, knipt uit, knipte uit, knipten uit, uitgeknipt)
  4. tallar (entallar)
    houtsnijden
    • houtsnijden werkwoord (snijd hout, snijdt hout, sneed hout, sneden hout, houtgesneden)
  5. tallar (grabar en madera; entallar)
    kerven; snijwerk maken
    • kerven werkwoord (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • snijwerk maken werkwoord (maak snijwerk, maakt snijwerk, maakte snijwerk, maakten snijwerk, snijwerk gemaakt)

Conjugations for tallar:

presente
  1. tallo
  2. tallas
  3. talla
  4. tallamos
  5. talláis
  6. tallan
imperfecto
  1. tallaba
  2. tallabas
  3. tallaba
  4. tallábamos
  5. tallabais
  6. tallaban
indefinido
  1. tallé
  2. tallaste
  3. talló
  4. tallamos
  5. tallasteis
  6. tallaron
fut. de ind.
  1. tallaré
  2. tallarás
  3. tallará
  4. tallaremos
  5. tallaréis
  6. tallarán
condic.
  1. tallaría
  2. tallarías
  3. tallaría
  4. tallaríamos
  5. tallaríais
  6. tallarían
pres. de subj.
  1. que talle
  2. que talles
  3. que talle
  4. que tallemos
  5. que talléis
  6. que tallen
imp. de subj.
  1. que tallara
  2. que tallaras
  3. que tallara
  4. que talláramos
  5. que tallarais
  6. que tallaran
miscelánea
  1. ¡talla!
  2. ¡tallad!
  3. ¡no talles!
  4. ¡no talléis!
  5. tallado
  6. tallando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

tallar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tallar
    het kerven
    • kerven [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tallar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kerven tallar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beitelen tallar
houtsnijden entallar; tallar
in hout schrijven grabar en madera; tallar
kerven entallar; grabar en madera; tallar entallar; hacer un corte en madera; hacer una incisión; picar
snijwerk maken entallar; grabar en madera; tallar
uitknippen cortar; entresacar; recortar; tallar

Synoniemen voor "tallar":


Wiktionary: tallar


Cross Translation:
FromToVia
tallar slijpen cut — to form or shape by cutting
tallar boetseren; modelleren; vormen hew — to shape; to form
tallar schrobben scrub — to rub hard
tallar bewerken work — shape, form, or improve a material

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van tallo