Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trino:
  2. trinar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor trino (Spaans) in het Nederlands

trino:

trino [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el trino
    de triller
    • triller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el trino (gorjeo; canto)
    het gekwetter; het getjilp

Vertaal Matrix voor trino:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekwetter canto; gorjeo; trino cotorreo; parloteo
getjilp canto; gorjeo; trino chillido; chirrido; crujido; lloriqueo; piada; pitada; piído
triller trino

Verwante woorden van "trino":

  • trinos

Synoniemen voor "trino":


Wiktionary: trino


Cross Translation:
FromToVia
trino triller trill — rapid alternation of notes

trino vorm van trinar:

trinar werkwoord

  1. trinar (cantar; escandir)
    zingen
    • zingen werkwoord (zing, zingt, zong, zongen, gezongen)
  2. trinar (escandir)
    scanderen
    • scanderen werkwoord (scandeer, scandeert, scandeerde, scandeerden, gescandeerd)
  3. trinar (gorjear; cantar)
    kwelen
    • kwelen werkwoord (kweel, kweelt, kweelde, kweelden, gekweeld)
  4. trinar (garlar; cantar; piar; gorjear)
    tjilpen; kwetteren; kwinkeleren
    • tjilpen werkwoord (tjilp, tjilpt, tjilpte, tjilpten, getjilpt)
    • kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • kwinkeleren werkwoord (kwinkeleer, kwinkeleert, kwinkeleerde, kwinkeleerden, gekwinkeleerd)

Conjugations for trinar:

presente
  1. trino
  2. trinas
  3. trina
  4. trinamos
  5. trináis
  6. trinan
imperfecto
  1. trinaba
  2. trinabas
  3. trinaba
  4. trinábamos
  5. trinabais
  6. trinaban
indefinido
  1. triné
  2. trinaste
  3. trinó
  4. trinamos
  5. trinasteis
  6. trinaron
fut. de ind.
  1. trinaré
  2. trinarás
  3. trinará
  4. trinaremos
  5. trinaréis
  6. trinarán
condic.
  1. trinaría
  2. trinarías
  3. trinaría
  4. trinaríamos
  5. trinaríais
  6. trinarían
pres. de subj.
  1. que trine
  2. que trines
  3. que trine
  4. que trinemos
  5. que trinéis
  6. que trinen
imp. de subj.
  1. que trinara
  2. que trinaras
  3. que trinara
  4. que trináramos
  5. que trinarais
  6. que trinaran
miscelánea
  1. ¡trina!
  2. ¡trinad!
  3. ¡no trines!
  4. ¡no trinéis!
  5. trinado
  6. trinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor trinar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwelen cantar; gorjear; trinar
kwetteren cantar; garlar; gorjear; piar; trinar cascar; comunicar; contar; conversar; cotorrear; croar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear; parpar; vocear
kwinkeleren cantar; garlar; gorjear; piar; trinar
scanderen escandir; trinar
tjilpen cantar; garlar; gorjear; piar; trinar
zingen cantar; escandir; trinar

Synoniemen voor "trinar":


Wiktionary: trinar

trinar
verb
  1. geluid van een fluit voortbrengen