Spaans

Uitgebreide vertaling voor vestirse (Spaans) in het Nederlands

vestirse:

vestirse werkwoord

  1. vestirse (ponerse; vestir)
    aankleden; aantrekken; aandoen
    • aankleden werkwoord (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • aandoen werkwoord (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
  2. vestirse (ataviarse)
    uitmonsteren; kleden; zich tooien; zich kleden
    • uitmonsteren werkwoord (monster uit, monstert uit, monsterde uit, monsterden uit, uitgemonsterd)
    • kleden werkwoord (kleed, kleedt, kleedde, kleedden, gekleed)
    • zich tooien werkwoord
    • zich kleden werkwoord
  3. vestirse

Conjugations for vestirse:

presente
  1. me visto
  2. te vistes
  3. se viste
  4. nos vestimos
  5. os vestís
  6. se visten
imperfecto
  1. me vestía
  2. te vestías
  3. se vestía
  4. nos vestíamos
  5. os vestíais
  6. se vestían
indefinido
  1. me vestí
  2. te vestiste
  3. se vistió
  4. nos vestimos
  5. os vestisteis
  6. se vistieron
fut. de ind.
  1. me vestiré
  2. te vestirás
  3. se vestirá
  4. nos vestiremos
  5. os vestiréis
  6. se vestirán
condic.
  1. me vestiría
  2. te vestirías
  3. se vestiría
  4. nos vestiríamos
  5. os vestiríais
  6. se vestirían
pres. de subj.
  1. que me vista
  2. que te vistas
  3. que se vista
  4. que nos vistamos
  5. que os vistais
  6. que se vistan
imp. de subj.
  1. que me vistiera
  2. que te vistieras
  3. que se vistiera
  4. que nos vistiéramos
  5. que os vistierais
  6. que se vistieran
miscelánea
  1. ¡vístete!
  2. ¡vestíos!
  3. ¡no te vistas!
  4. ¡no os vistáis!
  5. vestido
  6. vistiéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

vestirse [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el vestirse
    aankleden; aandoen; aantrekken; het kleden

Vertaal Matrix voor vestirse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen vestirse
aankleden vestirse
aantrekken vestirse atractar; estirón; fascinar; tirón
kleden vestirse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen ponerse; vestir; vestirse acentuar; afilar; armar; causar; componer; conectar; confeccionar; encender; engordar; entornar; hacer daño; hacer mal; ocasionar; poner; poner en marcha; producir; provocar
aankleden ponerse; vestir; vestirse decorar
aantrekken ponerse; vestir; vestirse alistar reclutas; anunciar; atraer; cerrar; cerrar la puerta; correr; emplear; hacer propaganda; hacer publicidad; poner un anuncio; reclutar
kleden ataviarse; vestirse
uitmonsteren ataviarse; vestirse
zich aankleden vestirse
zich kleden ataviarse; vestirse
zich tooien ataviarse; vestirse

Wiktionary: vestirse


Cross Translation:
FromToVia
vestirse uitdossen; zich; aantrekken don — put on clothes
vestirse zich kleden; zich aankleden dress — to clothe oneself
vestirse aantrekken anziehen — ein bestimmtes Kleidungsstück anlegen
vestirse kleden; aankleden; omkleden; staan habiller — Mettre des habits à quelqu’un…

Verwante vertalingen van vestirse