Spaans

Uitgebreide vertaling voor vigencia (Spaans) in het Nederlands

vigencia:

vigencia [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la vigencia (plazo de validez; validez; plazo de vigencia)
    de geldigheidsduur; termijn van geldigheid
  2. la vigencia (validez)
    de geldigheid; de gelding
    • geldigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gelding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la vigencia (validez)
    de geldingsdrang
  4. la vigencia (validez)
    de validiteit; lichamelijke geschiktheid
  5. la vigencia (vigor; validez; valentía; )
    de krachtdadigheid
  6. la vigencia (poder; vigor; fuerza; )
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. la vigencia (duración)

Vertaal Matrix voor vigencia:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geldigheid validez; vigencia conservabilidad; defendibilidad; defensa; justificación; sostenibilidad; validez
geldigheidsduur plazo de validez; plazo de vigencia; validez; vigencia
gelding validez; vigencia
geldingsdrang validez; vigencia
kracht autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad acritud; alma; animosidad; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; capacidad; capacidad laboral; causticidad; dinamismo; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fortaleza; fuego; fuerza; ganas de trabajar; impetuosidad; intensidad; interés; poder; potencia; profundidad; vehemencia; violencia; vitalidad; ímpetu
krachtdadigheid capacidad de trabajo; capacidad laboral; eficacia; energía; entusiasmo; fortaleza; fuerza; ganas de trabajar; valentía; validez; vigencia; vigor; vitalidad
levensduur duración de la vida; tiempo de vida; vida útil
lichamelijke geschiktheid validez; vigencia
macht autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad acción; ascendiente; autoridad; dominio; energía; influencia; poder; potencia; potencial; señorío; supremacía
termijn van geldigheid plazo de validez; plazo de vigencia; validez; vigencia
validiteit validez; vigencia validez
vermogen autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad capacidad; capital; caudal; energía; fortuna; fuerza; haberes; hacienda; poder; potencia; riqueza
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen saber; ser capaz
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht potencia
levensduur duración; vigencia

Synoniemen voor "vigencia":


Wiktionary: vigencia


Cross Translation:
FromToVia
vigencia houdbaarheid shelf life — the length of time a product will last without deteriorating

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van vigencia