Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. quehaceres:
  2. quehacer:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor quehaceres (Spaans) in het Zweeds

quehaceres:

quehaceres [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la quehaceres (contrariedad; molestia)
    bekymmer; de dagliga bekymren

quehaceres [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el quehaceres
    göra och låta

Vertaal Matrix voor quehaceres:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekymmer contrariedad; molestia; quehaceres aflicciones; congoja; conmociones; desazón; disturbios; dolor; dolores; inquietud; molestias; preocupaciones; preocupación; problemas; quebraderos de cabeza; tristeza
de dagliga bekymren contrariedad; molestia; quehaceres
göra och låta quehaceres

Verwante woorden van "quehaceres":


quehacer:

quehacer [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el quehacer (faena; obra; ocupación; )
    fritidssysselsättning; hobby

Vertaal Matrix voor quehacer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fritidssysselsättning empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito recreo
hobby empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito afición; entretenimiento; gusto; hobby; pasatiempo

Verwante woorden van "quehacer":


Synoniemen voor "quehacer":


Wiktionary: quehacer


Cross Translation:
FromToVia
quehacer rutinarbete; rutinuppgift chore — a difficult, unpleasant, or routine task
quehacer uppgift task — piece of work done as part of one’s duties

Verwante vertalingen van quehaceres