Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. traînée:
  2. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. trainee:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor traînée (Frans) in het Engels

traînée:

traînée [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la traînée (salope; pute; grue)
    the slut; the trollop; the sloven; the bitch
    • slut [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trollop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sloven [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bitch [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la traînée (filet)
    the wisp; the weft; the string; the trail
    • wisp [the ~] zelfstandig naamwoord
    • weft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • string [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trail [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor traînée:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bitch grue; pute; salope; traînée charogne; chienne; chipie; crapule; dragon; furie; gendarme; mégère; nana; râleur; salope; sorcière; tarte; vache; vipère; virago
sloven grue; pute; salope; traînée
slut grue; pute; salope; traînée salope
string filet; traînée chaîne; corde; cordon; ficelles; fil; série
trail filet; traînée itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; traçage; voie
trollop grue; pute; salope; traînée
weft filet; traînée
wisp filet; traînée
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
string attacher; attacher avec un cordon; enfiler; lacer
trail remorquer; traîner

Synoniemen voor "traînée":


Wiktionary: traînée

traînée
noun
  1. promiscuous woman
  2. mark
  3. woman held by others as retaining a vulgar and discourteous disposition

Cross Translation:
FromToVia
traînée slut; chippy Flittchen — eine junge Frau mit zweifelhaftem Lebenswandel
traînée prostitute; whore; hooker; harlot Prostituierteweibliche Person, die für ein Entgelt sexuelle Handlungen als Dienstleistung anbietet und ausübt

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor traînée (Engels) in het Frans

trainee:

trainee [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the trainee (teacher-trainee; apprentice; student; trainee-teacher)
    le stagiaire; le mousse; l'apprentie; l'apprenti; la pupille; le jeune apprenti
  2. the trainee (apprentice)
    le volontaire
  3. the trainee (apprentice; pupil; disciple; )
    le garçon
    • garçon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trainee:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprenti apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher Benjamin; apprentice; carpenter's apprentice; junior clerk; pupil; ward; youngest pupil
apprentie apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher pupil; ward
garçon apprentice; disciple; follower; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher servant; table attendant; waiter
jeune apprenti apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher apprentice; pupil
mousse apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher apprentice; dregs; dross; foam; froth; offal; pupil; refuse; riff-raff; scrap; scum; ship-boy; trash; vermin
pupille apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher apprentice; pupil; schoolboy; schoolgirl; student; ward
stagiaire apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher apprentice; pupil
volontaire apprentice; trainee volunteer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprenti coming; future; intended; meant; next; prospective; will-be; would-be
volontaire deliberate; intentionally; on purpose; premeditated; purposeful; voluntarily; wilfully; willfully; with intent

Verwante woorden van "trainee":


Synoniemen voor "trainee":


Verwante definities voor "trainee":

  1. someone who is being trained1

Wiktionary: trainee

trainee
noun
  1. someone being formally trained in a workplace
trainee
noun
  1. Celui, celle qui apprendre un métier.
  2. Personne participant à une formation.

Cross Translation:
FromToVia
trainee apprenti Auszubildender — Person, die eine Lehrvertrag mit einem Ausbildungsbetrieb abgeschlossen hat
trainee apprenti Azubiumgangssprachlich: Kurzform für Auszubildender
trainee apprentie Azubiumgangssprachlich: Kurzform für Auszubildende
trainee compagnon; apprentie; apprenti Lehrling — Person, die in eine Lehre absolviert, einen Beruf erlernt

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van traînée