Frans

Uitgebreide vertaling voor bricoleur (Frans) in het Spaans

bricoleur:

bricoleur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bricoleur
    el chapucero; el manitas; el curandero; el matasanos; el charlatán
  2. le bricoleur
    el aficionado al bricolaje
  3. le bricoleur
    el chapucero; el chafallón; el frangollón
  4. le bricoleur (bousilleur)
    el chapuceros
  5. le bricoleur (bricoleuse)
    el hombre estuche; el factótum
  6. le bricoleur (bousilleur; amateur; gâte-métier)
    el chapucero

Vertaal Matrix voor bricoleur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aficionado al bricolaje bricoleur
chafallón bricoleur
chapucero amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier barbouilleur; bousilleur; charlatan; cloche; empoté; factotum; gâcheur de métier; gâcheuse de métier; gâte-métier; menuisier qui travaille au riflard; rapin
chapuceros bousilleur; bricoleur barbouilleurs; boussilleurs; gacheurs; saboteurs; tricheurs
charlatán bricoleur bavard; bavardeur; blagueur; bluffeur; bousilleur; camelot; causeur; charlatan; commère; concierge; emmerdeur; emmerdeuse; fanfaron; hâbleur; jacasseur; lambin; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur; radoteuse; raseur; retardataire; tire-au-flanc; tonneau creux; traînard; vantard
curandero bricoleur bousilleur; charlatan; guerisseur; guérisseur; medecin naturist; sorcier
factótum bricoleur; bricoleuse
frangollón bricoleur
hombre estuche bricoleur; bricoleuse
manitas bricoleur bousilleur; charlatan
matasanos bricoleur bousilleur; charlatan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chapucero désordonné; en désordre

Synoniemen voor "bricoleur":

  • bidouilleur

Wiktionary: bricoleur


Cross Translation:
FromToVia
bricoleur bricolador TüftlerBastler, jemand der gerne Schwieriges herauszufinden versucht, dies durch Herumbasteln, Ausprobieren und Nachdenken