Overzicht
Frans naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. détrousser:


Frans

Uitgebreide vertaling voor détrousser (Frans) in het Spaans

détrousser:

détrousser werkwoord

  1. détrousser (voler; enlever; dépouiller; dévaliser)
    robar

Vertaal Matrix voor détrousser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
robar tiges
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
robar dépouiller; détrousser; dévaliser; enlever; voler amoindrir; baisser; barboter; chiper; choper; diminuer; décliner; décroître; dépouiller; dérober; dévaliser; enlever; escroquer; extorquer; faucher; marauder; mendier; mendigoter; ne pas suffire à; piller; piquer; prendre; priver; priver de; rafler; retirer; réduire; régresser; s'emparer; se restreindre; subtiliser; voler; ôter

Synoniemen voor "détrousser":


Computer vertaling door derden: