Overzicht
Frans Synoniemen: Meer gegevens...
-
d'abord:
- au début; initialement; auparavant; initial; d'abord; premier; en premier lieu; en avant; décisif; sur le devant; en tête; décisive; qui fait autorité; à l'avant; devant; en premier; au commencement; à l'entrée; notable; éminent; qui donne le ton; avant de; préalablement; prochain; suivant; à venir; premièrement
Frans
Uitgebreide synoniemen voor d'abord in het Frans
d'abord:
-
d'abord
au début; initialement; auparavant; initial; d'abord-
au début bijvoeglijk naamwoord
-
initialement bijvoeglijk naamwoord
-
auparavant bijvoeglijk naamwoord
-
initial bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
premier; en premier lieu; en avant; décisif; sur le devant; en tête; décisive; qui fait autorité; d'abord; à l'avant-
premier bijvoeglijk naamwoord
-
en premier lieu bijvoeglijk naamwoord
-
en avant bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
sur le devant bijvoeglijk naamwoord
-
en tête bijvoeglijk naamwoord
-
décisive bijvoeglijk naamwoord
-
qui fait autorité bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
à l'avant bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
sur le devant; en avant; en tête; en premier lieu; devant; en premier; au commencement; d'abord; à l'avant; à l'entrée-
sur le devant bijvoeglijk naamwoord
-
en avant bijvoeglijk naamwoord
-
en tête bijvoeglijk naamwoord
-
en premier lieu bijvoeglijk naamwoord
-
devant bijvoeglijk naamwoord
-
en premier bijvoeglijk naamwoord
-
au commencement bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
à l'avant bijvoeglijk naamwoord
-
à l'entrée bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
notable; éminent; décisif; décisive; en tête; d'abord; premier; en avant; à l'avant; en premier lieu; sur le devant; qui fait autorité; qui donne le ton-
notable bijvoeglijk naamwoord
-
éminent bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
décisive bijvoeglijk naamwoord
-
en tête bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
premier bijvoeglijk naamwoord
-
en avant bijvoeglijk naamwoord
-
à l'avant bijvoeglijk naamwoord
-
en premier lieu bijvoeglijk naamwoord
-
sur le devant bijvoeglijk naamwoord
-
qui fait autorité bijvoeglijk naamwoord
-
qui donne le ton bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
avant de; préalablement; d'abord-
avant de bijvoeglijk naamwoord
-
préalablement bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
prochain; suivant; à venir; en premier; d'abord-
prochain bijvoeglijk naamwoord
-
suivant bijvoeglijk naamwoord
-
à venir bijvoeglijk naamwoord
-
en premier bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-
-
d'abord
premièrement; en premier lieu; d'abord-
premièrement bijvoeglijk naamwoord
-
en premier lieu bijvoeglijk naamwoord
-
d'abord bijvoeglijk naamwoord
-