Franse synoniemen van franc-parler, ander woord voor franc-parler

Overzicht

Frans Synoniemen: Meer gegevens...

franc-parler:
- sincérité; franchise; honnêteté; franc-parler; objectivité; liberté d'esprit; façon directe; loyauté; assurance; aplomb

Frans

Uitgebreide synoniemen voor franc-parler in het Frans

le franc-parler
la sincérité; la franchise; l'honnêteté; le franc-parler; l'objectivité; la liberté d'esprit
- sincérité [la ~] zelfstandig naamwoord
- franchise [la ~] zelfstandig naamwoord
- honnêteté [le ~] zelfstandig naamwoord
- franc-parler [le ~] zelfstandig naamwoord
- objectivité [la ~] zelfstandig naamwoord
- liberté d'esprit [la ~] zelfstandig naamwoord
le franc-parler
la façon directe; le franc-parler; la franchise; la sincérité; l'honnêteté; la loyauté
- façon directe [la ~] zelfstandig naamwoord
- franc-parler [le ~] zelfstandig naamwoord
- franchise [la ~] zelfstandig naamwoord
- sincérité [la ~] zelfstandig naamwoord
- honnêteté [la ~] zelfstandig naamwoord
- loyauté [la ~] zelfstandig naamwoord
le franc-parler
la franchise; le franc-parler; la liberté d'esprit
- franchise [la ~] zelfstandig naamwoord
- franc-parler [le ~] zelfstandig naamwoord
- liberté d'esprit [la ~] zelfstandig naamwoord
le franc-parler
la franchise; l'assurance; l'aplomb; le franc-parler
- franchise [la ~] zelfstandig naamwoord
- assurance [la ~] zelfstandig naamwoord
- aplomb [le ~] zelfstandig naamwoord
- franc-parler [le ~] zelfstandig naamwoord