Frans

Uitgebreide synoniemen voor fric in het Frans

fric:

fric [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le fric
    l'argent; la monnaie; le sous; le fric; le capitaux; le pognon; le centimes; le deniers; le blé
    • argent [le ~] zelfstandig naamwoord
    • monnaie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sous [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fric [le ~] zelfstandig naamwoord
    • capitaux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pognon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • centimes [le ~] zelfstandig naamwoord
    • deniers [le ~] zelfstandig naamwoord
    • blé [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. le fric
    le centimes; la monnaie; le sous; le pognon; le capitaux; l'argent; le blé; le fric; le deniers; la pièces d'argent
    • centimes [le ~] zelfstandig naamwoord
    • monnaie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sous [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pognon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • capitaux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • argent [le ~] zelfstandig naamwoord
    • blé [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fric [le ~] zelfstandig naamwoord
    • deniers [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pièces d'argent [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. le fric
    l'argent; le denier; le blé; le fric; le pognon; le capitaux
    • argent [le ~] zelfstandig naamwoord
    • denier [le ~] zelfstandig naamwoord
    • blé [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fric [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pognon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • capitaux [le ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "fric":