Frans

Uitgebreide synoniemen voor lueur in het Frans

lueur:

lueur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la lueur
    la lueur; le lustre
    • lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lustre [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. la lueur
    l'ombre; la lueur; l'étincelle; la trace; la pointe; la bouffée; le soupçon
    • ombre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • étincelle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trace [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pointe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bouffée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • soupçon [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. la lueur
    le petit trait; l'ombre; la lueur
    • petit trait [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ombre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. la lueur
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour
  5. la lueur
    l'éclat; le lustre; la lueur; l'étincellement; le scintillement
  6. la lueur
    l'étincelle; le rayon; la lueur
    • étincelle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rayon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. la lueur
    la lueur
    • lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
  8. la lueur
    le reflet; le flash; l'étincellement; l'éclat; l'éclair; le scintillement; la lueur scintillante; la lueur; le signal lumineux

Alternatieve synoniemen voor "lueur":


Verwante synoniemen voor lueur