Frans

Uitgebreide vertaling voor approche (Frans) in het Nederlands

approche:

approche [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'approche (manière d'aborder; point de vue; optique; angle)
    de benaderingswijze; de benadering; de invalshoek; de optiek
  2. l'approche (procédé; méthode)
    de methode; de aanpak; het procédé
    • methode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanpak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • procédé [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'approche
    tegemoetkomen; naderen
  4. l'approche
    op komen zetten
  5. l'approche (méthode de travail; méthode; procédé)
    de methode; de werkwijze; de aanpak; arbeidsmethodiek; de werkmethode
  6. l'approche (approchement)
    de nadering; in aantocht
  7. l'approche (avance; marche; approchement)
    de opmars; de voortgang
    • opmars [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voortgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor approche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpak approche; méthode; méthode de travail; procédé
arbeidsmethodiek approche; méthode; méthode de travail; procédé
benadering angle; approche; manière d'aborder; optique; point de vue
benaderingswijze angle; approche; manière d'aborder; optique; point de vue
in aantocht approche; approchement
invalshoek angle; approche; manière d'aborder; optique; point de vue angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question
methode approche; méthode; méthode de travail; procédé façon; genre; ligne de conduite; manière; méthode; procédure; procédé
naderen approche
nadering approche; approchement
op komen zetten approche
opmars approche; approchement; avance; marche
optiek angle; approche; manière d'aborder; optique; point de vue
procédé approche; méthode; procédé
tegemoetkomen approche
voortgang approche; approchement; avance; marche avancement; cours; déroulement; développement; progression; progrès
werkmethode approche; méthode; méthode de travail; procédé
werkwijze approche; méthode; méthode de travail; procédé
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naderen aborder; aller au-devant de; approcher; s'approcher de; se rapprocher; venir à la rencontre de; voler sur
tegemoetkomen aborder; aller au-devant de; approcher; faire des avances; faire des concessions; montrer de la bienveillance; se rapprocher; venir à la rencontre de

Synoniemen voor "approche":


Wiktionary: approche

approche
noun
  1. action de s’approcher.
approche
noun
  1. manier van aanpakken

Cross Translation:
FromToVia
approche benadering access — act of approaching or entering
approche aantocht; benadering; komst approach — the act of drawing near
approche aanpak approach — a manner in which a problem is solved or policy is made

approché:

approché bijvoeglijk naamwoord

  1. approché
    gebracht; aangerukt

Vertaal Matrix voor approché:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangerukt approché
gebracht approché

Synoniemen voor "approché":


approcher:

approcher werkwoord (approche, approches, approchons, approchez, )

  1. approcher
    benaderen; toenaderen
    • benaderen werkwoord (benader, benadert, benaderde, benaderden, benaderd)
    • toenaderen werkwoord (nader toe, nadert toe, naderde toe, naderden toe, toegenaderd)
  2. approcher
    dichtbijkomen
    • dichtbijkomen werkwoord (kom dichtbij, komt dichtbij, kwam dichtbij, kwamen dichtbij, dichtbijgekomen)
  3. approcher (venir à la rencontre de; se rapprocher; aller au-devant de; aborder)
    tegemoetkomen; toenaderen; naderen
    • tegemoetkomen werkwoord (kom tegemoet, komt tegemoet, kwam tegemoet, kwamen tegemoet, tegemoet gekomen)
    • toenaderen werkwoord (nader toe, nadert toe, naderde toe, naderden toe, toegenaderd)
    • naderen werkwoord (nader, nadert, naderde, naderden, genaderd)
  4. approcher (rapprocher ou remettre en faisant couler; se glisser dans; rapprocher; )
    naar elkaar toe schuiven; inschuiven
  5. approcher (annoncer; arriver)
  6. approcher (être imminent)
    aanstaande zijn; ophanden zijn
    • aanstaande zijn werkwoord (ben aanstaande, bent aanstaande, is aanstaande, was aanstaande, waren aanstaande, aanstaande geweest)
    • ophanden zijn werkwoord

Conjugations for approcher:

Présent
  1. approche
  2. approches
  3. approche
  4. approchons
  5. approchez
  6. approchent
imparfait
  1. approchais
  2. approchais
  3. approchait
  4. approchions
  5. approchiez
  6. approchaient
passé simple
  1. approchai
  2. approchas
  3. approcha
  4. approchâmes
  5. approchâtes
  6. approchèrent
futur simple
  1. approcherai
  2. approcheras
  3. approchera
  4. approcherons
  5. approcherez
  6. approcheront
subjonctif présent
  1. que j'approche
  2. que tu approches
  3. qu'il approche
  4. que nous approchions
  5. que vous approchiez
  6. qu'ils approchent
conditionnel présent
  1. approcherais
  2. approcherais
  3. approcherait
  4. approcherions
  5. approcheriez
  6. approcheraient
passé composé
  1. ai approché
  2. as approché
  3. a approché
  4. avons approché
  5. avez approché
  6. ont approché
divers
  1. approche!
  2. approchez!
  3. approchons!
  4. approché
  5. approchant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor approcher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
benaderen fait de parler à
naderen approche
tegemoetkomen approche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstaande zijn approcher; être imminent
benaderen approcher
dichtbijkomen approcher
in aantocht zijn annoncer; approcher; arriver
inschuiven approcher; faire couler dans; pousser dans; rapprocher; rapprocher ou remettre en faisant couler; remettre en place; se glisser dans
naar elkaar toe schuiven approcher; faire couler dans; pousser dans; rapprocher; rapprocher ou remettre en faisant couler; remettre en place; se glisser dans
naderen aborder; aller au-devant de; approcher; se rapprocher; venir à la rencontre de s'approcher de; voler sur
ophanden zijn approcher; être imminent
tegemoetkomen aborder; aller au-devant de; approcher; se rapprocher; venir à la rencontre de faire des avances; faire des concessions; montrer de la bienveillance
toenaderen aborder; aller au-devant de; approcher; se rapprocher; venir à la rencontre de
zich aandienen annoncer; approcher; arriver
zich voordoen annoncer; approcher; arriver advenir; se passer; se présenter

Synoniemen voor "approcher":


Wiktionary: approcher

approcher
verb
  1. mettre proche, mettre près.

Cross Translation:
FromToVia
approcher naderen approach — to come or go near, in place or time; to draw nigh; to advance nearer
approcher benaderen; naderen approach — To come near to in place, time, or character
approcher naderen; dichterbijkomen near — come closer to

Verwante vertalingen van approche