Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: dent

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: dent

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

dent:
- tand; soort vink; keep
denté:
- puntig; scherp gepunt; getand; tanden hebbend; gezaagd; gekarteld
édenté:
- tandeloos
Wiktionary:
- dent → tand, zaagtand, tandwieltand, punt, spits, piek
- dent → tand
- denté → gekarteld
- édenté → tandenloos, edentaat

Frans

Uitgebreide vertaling voor dent (Frans) in het Nederlands

dent:

dent [la ~] zelfstandig naamwoord

la dent
de tand
– hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak ¹
- tand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - met zijn tanden beet hij in de appel¹
la dent (coche; entaille; encoche; encochage)
soort vink; de keep
- soort vink [znw.] zelfstandig naamwoord
- keep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dent:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
keep	coche; dent; encochage; encoche; entaille	balafre; coche; coupure; césure; encoche; entaille; estafilade; incision; taillade
soort vink	coche; dent; encochage; encoche; entaille
tand	dent

Synoniemen voor "dent":

chicot; croc; débris; fragment; morceau; éperon; ergot; molette; pointe; saillie; quenotte; rancoeur; ressentiment; amertume; ratiche

Wiktionary: dent

dent

Os de la mâchoire (1)
- dent → tand
Dents de scie (2)
- dent → tand; zaagtand
Dents d’engrenage (2)
- dent → tand

dent

noun

hard wit voorwerp in de mond
- tand → dent
scherp uitsteeksel
- tand → dent

Cross Translation:

From	To	Via
• dent	→ tand; tandwieltand	↔ cog — tooth on a gear
• dent	→ tand; punt; spits; piek	↔ prong — thin, pointed, projecting part
• dent	→ punt	↔ tine — prong
• dent	→ tand	↔ tooth — biological tooth
• dent	→ tand; zaagtand	↔ tooth — saw tooth
• dent	→ tand	↔ tooth — gear tooth
• dent	→ tand	↔ Zahn — Teil des Gebisses von Menschen und Wirbeltieren

denté:

denté bijvoeglijk naamwoord

denté (dentelé)
puntig; scherp gepunt
- puntig bijvoeglijk naamwoord
- scherp gepunt bijvoeglijk naamwoord
denté (dentelé)
getand; tanden hebbend
- getand bijvoeglijk naamwoord
- tanden hebbend bijvoeglijk naamwoord
denté (dentelé)
gezaagd
- gezaagd bijvoeglijk naamwoord
denté (dentelé; cannelé; en dents de scie; crénelé; tranchant; ébréché; engrelé)
gekarteld; getand
- gekarteld bijvoeglijk naamwoord
- getand bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor denté:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gekarteld	cannelé; crénelé; dentelé; denté; en dents de scie; engrelé; tranchant; ébréché
getand	cannelé; crénelé; dentelé; denté; en dents de scie; engrelé; tranchant; ébréché
gezaagd	dentelé; denté
puntig	dentelé; denté	acéré; aigu; en flèche; en pointe; pointu
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
scherp gepunt	dentelé; denté
tanden hebbend	dentelé; denté

Wiktionary: denté

Cross Translation:

From	To	Via
• denté	→ gekarteld	↔ dentate — Having teeth or toothlike projections
• denté	→ gekarteld	↔ serrate — saw-like
• denté	→ gekarteld	↔ serrate — having a row of sharp or tooth-like projections
• denté	→ gekarteld	↔ serrated — saw-like
• denté	→ gekarteld	↔ serrated — Having a row of sharp or tooth-like projections

édenté:

édenté bijvoeglijk naamwoord

édenté
tandeloos
- tandeloos bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor édenté:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tandeloos	édenté

Wiktionary: édenté

édenté

adjective

dépourvu de dents, qui les perdre.
- édenté → tandenloos; edentaat

Verwante vertalingen van dent

¹Muiswerk Woordenboek