Frans

Uitgebreide vertaling voor rumeur (Frans) in het Nederlands

rumeur:

rumeur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rumeur (commérage; bavardage; cancan; )
    de kwaadsprekerij; de lastering; de roddel; de achterklap; het geroddel; de roddelpraat; de laster; het lasterpraatje; zwartmaken
  2. le rumeur (murmure; brouhaha; bruit; vacarme; marmonnement)
    het geroezemoes; het gebrom; het gemurmel

rumeur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la rumeur (bruit; vacarme; tapage; )
    het rumoer; het gedruis; het tumult
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gedruis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tumult [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la rumeur (bruit; brouhaha; tapage; )
    het geluid
    – wat je kunt horen 1
    • geluid [het ~] zelfstandig naamwoord
      • plotseling klonk er een geluid in het stille bos1
    het rumoer
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la rumeur (brouhaha; tapage; tam-tam; )
    de drukte; de ophef; kouwe drukte; het rumoer
    • drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ophef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kouwe drukte [znw.] zelfstandig naamwoord
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rumeur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; infamie; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
drukte brouhaha; chichis; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme activité; affairement; affluence; animation; bousculade; chahut; charivari; chichis; cohue; cérémonie; effervescence; embarras; esbroufe; foule; foule d'occupations; masse; mobilité; multitude de personnes; pagaille; poussée; presse; remue-ménage; tintouin; tracas; tumulte; vacarme; vivacité; émoi
gebrom brouhaha; bruit; marmonnement; murmure; rumeur; vacarme bourdonnement; grognement; grognements; grondement; lamentations; plaintes; rouspétance; vrombissement
gedruis bruit; cabale; chahut; cohue; fracas; rumeur; tapage; tumulte; vacarme
geluid brouhaha; bruit; chichis; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme
gemurmel brouhaha; bruit; marmonnement; murmure; rumeur; vacarme
geroddel bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontar; racontars; radotages; ragot; ragots
geroezemoes brouhaha; bruit; marmonnement; murmure; rumeur; vacarme
kouwe drukte brouhaha; chichis; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme chichis; esbroufe
kwaadsprekerij bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; racontars; ragots
laster bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; déshonneur; infamie; insulte; libellé; médisance; outrage; racontars; ragots
lastering bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; racontars; ragots
lasterpraatje bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; racontars; ragots
ophef brouhaha; chichis; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme bruit; cas; commotion; éclat
roddel bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
roddelpraat bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
rumoer brouhaha; bruit; cabale; chahut; chichis; cohue; fracas; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme bousculade; brouhaha; bruit; chahut; charivari; cohue; effervescence; presse; tapage; tumulte; vacarme; émoi
tumult bruit; cabale; chahut; cohue; fracas; rumeur; tapage; tumulte; vacarme bousculade; bruit; chahut; charivari; cohue; effervescence; presse; tapage; tumulte; vacarme; émoi
zwartmaken bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; dénigrement; médisance; racontars; ragots
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwartmaken calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir

Synoniemen voor "rumeur":


Wiktionary: rumeur

rumeur
noun
  1. Mouvement de suspicion publique contre quelqu’un
  2. Information diffusée dont la véracité est douteuse
rumeur
noun
  1. een mededeling of nieuwtje dat de ronde doet maar nog niet bevestigd is, zodat je niet zeker bent of het waar is

Cross Translation:
FromToVia
rumeur gerucht rumor — statement or claim from no known reliable source

Verwante vertalingen van rumeur



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rumeur (Nederlands) in het Frans