Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. anticipation:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor anticipation (Frans) in het Nederlands

anticipation:

anticipation [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'anticipation
    anticiperen; vooruitlopen op
  2. l'anticipation (attente; espoir; espérance; perspective)
    de verwachting; de hoop; de afwachting

Vertaal Matrix voor anticipation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwachting anticipation; attente; espoir; espérance; perspective
anticiperen anticipation
hoop anticipation; attente; espoir; espérance; perspective abondance; accumulation; amas; amoncellement; assemblage; attroupement; bande; clique; crotte; cumul; des tas de gens; encombrement; entassement; excréments; foule; grand nombre de personnes; grande quantité; grande quantité de personnes; horde; masse; merde; meute; monceau; montagne; motte; multitude; multitude de gens; pile; profusion; quantité; ramas; rassemblement; tas; troupe; étron
verwachting anticipation; attente; espoir; espérance; perspective attente; grossesse
vooruitlopen op anticipation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anticiperen anticiper; anticiper sur
vooruitlopen op anticiper; anticiper sur

Synoniemen voor "anticipation":


Wiktionary: anticipation

anticipation
noun
  1. Action de se projeter dans l’avenir, de se représenter les résultat attendus d’une action cognitif et/ou de stratégies à mettre en œuvre pour y parvenir.

Computer vertaling door derden: