Frans

Uitgebreide vertaling voor errais (Frans) in het Nederlands

errer:

errer werkwoord (erre, erres, errons, errez, )

  1. errer (vagabonder)
    ronddwalen; dolen; waren
    • ronddwalen werkwoord (dwaal rond, dwaalt rond, dwaalde rond, dwaalden rond, rondgedwaald)
    • dolen werkwoord (dool, doolt, doolde, doolden, gedoold)
    • waren werkwoord (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)
  2. errer (vagabonder)
    rondzwerven; ronddolen
    • rondzwerven werkwoord (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)
    • ronddolen werkwoord (dool rond, doolt rond, doolde rond, doolden rond, rondgedoold)
  3. errer (voyager; traverser; parcourir; vagabonder; vaguer)
    reizen; rondreizen; trekken; zwerven
    • reizen werkwoord (reis, reist, reisde, reisden, gereisd)
    • rondreizen werkwoord (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)
    • trekken werkwoord (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
  4. errer (rôder; vagabonder; vaguer)
    zwerven; omzwerven
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • omzwerven werkwoord (omzwerf, omzwerft, omzworf, omzworven, omgezworven)
  5. errer (déambuler; vaguer; s'égarer)
    dwalen
    • dwalen werkwoord (dwaal, dwaalt, dwaalde, dwaalden, gedwaald)
  6. errer (vagabonder; se promener; vadrouiller)
    rondlopen; rondwaren; rondzwalken
    • rondlopen werkwoord (loop rond, loopt rond, liep rond, liepen rond, rondgelopen)
    • rondwaren werkwoord (waar rond, waart rond, waarde rond, waarden rond, rondgewaard)
    • rondzwalken werkwoord (zwalk rond, zwalkt rond, zwalkte rond, zwalkten rond, rondgezwalkt)
  7. errer (abîmer; fouiner; rôder; )
    rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn
    • rondzwerven werkwoord (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • aan de zwerf zijn werkwoord (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)
  8. errer (hanter; revenir; rôder)
    spoken
    • spoken werkwoord (spook, spookt, spookte, spookten, gespookt)
  9. errer (être perdu; traîner; se tromper; )

Conjugations for errer:

Présent
  1. erre
  2. erres
  3. erre
  4. errons
  5. errez
  6. errent
imparfait
  1. errais
  2. errais
  3. errait
  4. errions
  5. erriez
  6. erraient
passé simple
  1. errai
  2. erras
  3. erra
  4. errâmes
  5. errâtes
  6. errèrent
futur simple
  1. errerai
  2. erreras
  3. errera
  4. errerons
  5. errerez
  6. erreront
subjonctif présent
  1. que j'erre
  2. que tu erres
  3. qu'il erre
  4. que nous errions
  5. que vous erriez
  6. qu'ils errent
conditionnel présent
  1. errerais
  2. errerais
  3. errerait
  4. errerions
  5. erreriez
  6. erreraient
passé composé
  1. ai erré
  2. as erré
  3. a erré
  4. avons erré
  5. avez erré
  6. ont erré
divers
  1. erre!
  2. errez!
  3. errons!
  4. erré
  5. errant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor errer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spoken fantômes; revenants; spectres
waren articles; biens; marchandise; marchandises
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan de zwerf zijn abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; rôder; vadrouiller; vagabonder
dolen errer; vagabonder
dwalen déambuler; errer; s'égarer; vaguer
omzwerven errer; rôder; vagabonder; vaguer
reizen errer; parcourir; traverser; vagabonder; vaguer; voyager
ronddolen errer; vagabonder
ronddwalen errer; vagabonder
rondlopen errer; se promener; vadrouiller; vagabonder battre le paver; faire le tour de; flâner; tournailler; traîner
rondreizen errer; parcourir; traverser; vagabonder; vaguer; voyager
rondwaren errer; se promener; vadrouiller; vagabonder
rondzwalken errer; se promener; vadrouiller; vagabonder
rondzwerven abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; rôder; vadrouiller; vagabonder
spoken errer; hanter; revenir; rôder
trekken errer; parcourir; traverser; vagabonder; vaguer; voyager arracher; créer; donner une secousse; entraîner; tirer; tirer fort; tracter; traîner
verdwaald zijn courir le monde; déambuler; errer; errer à l'aventure; flâner; fouiner; fureter; rôder; s'égarer; se fourvoyer; se tromper; traîner; vadrouiller; vagabonder; vaguer; être perdu
waren errer; vagabonder
zwerven abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; parcourir; rôder; traverser; vadrouiller; vagabonder; vaguer; voyager

Synoniemen voor "errer":


Wiktionary: errer

errer
Cross Translation:
FromToVia
errer uithangen; rondhangen hang — informal: to loiter
errer rondwandelen; wandelen; rondlopen; dwalen; ronddwalen; zwerven roam — wander freely
errer dwalen stray — to wander from a direct course
errer zwerven; rondtrekken wander — to move without purpose or destination