Frans
Uitgebreide vertaling voor faire un discours (Frans) in het Nederlands
faire un discours:
-
faire un discours (avoir de la conversation; parler; communiquer; être en contact avec; discuter; bavarder; causer)
spreken; praten; in contact staan; een conversatie hebben; communiceren-
spreken werkwoord
-
in contact staan werkwoord (sta in contact, staat in contact, stond in contact, stonden in contact, in contact gestaan)
-
een conversatie hebben werkwoord (heb een conversatie, hebt een conversatie, heeft een conversatie, had een conversatie, hadden een conversatie, een conversatie gehad)
-
-
faire un discours (parler; porter un toast)
-
faire un discours (exprimer; raconter; prononcer; se manifester; interpréter; donner tournure à; manifester; dire; avancer; communiquer; traduire; parler; formuler; proférer; se traduire; imiter; s'exprimer)
uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken-
uiting geven aan werkwoord
-
uitdrukking geven aan werkwoord (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
Vertaal Matrix voor faire un discours:
Computer vertaling door derden: