Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. faucheur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faucheur (Frans) in het Nederlands

faucheur:

faucheur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le faucheur (tondeuse à gazon)
    de grasmaaier; de grasmaaimachine
  2. le faucheur (découpeur; moissonneur; faucheuse; découpeuse; moissonneuse)
    de knipper
    • knipper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le faucheur (chipeur; tapeur; écornifleur)
    de bietser
    • bietser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. le faucheur (traficoteur; chipeur; écornifleur; grippe-sou)
    de sjacheraar; louche handelaar
  5. le faucheur (moissonneur)
    de maaier
    • maaier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor faucheur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bietser chipeur; faucheur; tapeur; écornifleur
grasmaaier faucheur; tondeuse à gazon
grasmaaimachine faucheur; tondeuse à gazon
knipper découpeur; découpeuse; faucheur; faucheuse; moissonneur; moissonneuse
louche handelaar chipeur; faucheur; grippe-sou; traficoteur; écornifleur
maaier faucheur; moissonneur
sjacheraar chipeur; faucheur; grippe-sou; traficoteur; écornifleur

Synoniemen voor "faucheur":


Wiktionary: faucheur


Cross Translation:
FromToVia
faucheur hooiwagen harvestman — arachnid