Frans

Uitgebreide vertaling voor infamie (Frans) in het Nederlands

infamie:

infamie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'infamie (calomnie; déshonneur; outrage; )
    de laster; de schande; de smaad; de oneer
    • laster [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schande [de ~] zelfstandig naamwoord
    • smaad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oneer [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'infamie (honte; scandale; ignominie; )
    schandelijke daad; de schanddaad; scandaleuze daad
  3. l'infamie (diffamation; calomnie; cancan; commérages; cancans)
    de smaad; de laster; de achterklap
    • smaad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • laster [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. l'infamie (scandale; ignominie; honte)
    het schandaal
  5. l'infamie (charivari; déshonneur; honte; )
    het schandaaltje
  6. l'infamie (action scandaleuse; honte; scandale; comportement scandalleux)
    schandaleuze daad
  7. l'infamie (ruse; bassesse; malin; )
    de doortraptheid; de sluwheid; de gewiekstheid; de gladheid; de listigheid; de snoodheid

Vertaal Matrix voor infamie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap calomnie; cancan; cancans; commérages; diffamation; infamie babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; voix
doortraptheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie délicatesse; finesse; fourberie; malice; malignité; perfidie; raffinement; rouerie; ruse
gewiekstheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie concission; esprit d'à-propos; finesse; habileté; ingéniosité; intelligence; pertinence; pointe aiguë; promptitude à la riposte; rouerie; ruse; tranchant
gladheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie roublardise; rouerie; ruse
laster calomnie; cancan; cancans; commérages; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
listigheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie astuce; finesse; fourberie; malice; malignité; perfidie; roublardise; rouerie; ruse
oneer calomnie; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage
scandaleuze daad acte déshonorant; acte honteux; déshonneur; honte; ignominie; infamie; scandale
schandaal honte; ignominie; infamie; scandale
schandaaltje charivari; déshonneur; honte; ignominie; indécence; infamie; scandale
schandaleuze daad action scandaleuse; comportement scandalleux; honte; infamie; scandale
schanddaad acte déshonorant; acte honteux; déshonneur; honte; ignominie; infamie; scandale acte de violence; contravention; crime; délit; infraction à la loi; méfait
schande calomnie; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage
schandelijke daad acte déshonorant; acte honteux; déshonneur; honte; ignominie; infamie; scandale
sluwheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie astuce; finesse; fourberie; malice; malignité; perfidie; roublardise; rouerie; ruse
smaad calomnie; cancan; cancans; commérages; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage diffamation; dérision; insulte; moquerie; paroles humiliantes; raillerie; risée; sarcasme
snoodheid astuce; bassesse; crasse; dégourdi; infamie; malicieux; malin; perfidie; ruse; rusé; sagacité; vilenie bassesse; turpitude; vilenie

Synoniemen voor "infamie":


Wiktionary: infamie


Cross Translation:
FromToVia
infamie berucht infamy — the state of being infamous

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van infamie