Frans

Uitgebreide vertaling voor insolence (Frans) in het Nederlands

insolence:

insolence [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'insolence (arrogance; prétention; orgueil; )
    de verwaandheid; de arrogantie; de hooghartigheid
  2. l'insolence (brutalité; trop grande familiarité; grossièreté; )
    de onbeschoftheid; de vrijpostigheid; de impertinentie; de onbeschaamdheid; de brutaliteit
  3. l'insolence (impertinence; impudence; audace)
    de onbeschroomdheid
  4. l'insolence (orgueil; audace; prétention; )
    de inbeelding; de verwaandheid; de zelfverheffing; de aanmatiging
  5. l'insolence (fatuité; prétention; vanité)
    de laatdunkendheid; de hovaardigheid
  6. l'insolence (audace; impertinence; impudence; indiscrétion; effronterie)
    de onbeschoftheid; de schaamteloosheid; de inbeelding; de verwaandheid; de zelfverheffing; de onbeschaamdheid; de indiscretie; de laatdunkendheid; de onkiesheid; onwelgevoegelijkheid

Vertaal Matrix voor insolence:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmatiging arrogance; audace; effronterie; impertinence; impudence; insolence; orgueil; présomption; prétention
arrogantie arrogance; fatuité; insolence; orgueil; présomption; prétention; vanité arrogance
brutaliteit assurance; audace; brutalité; effronterie; grossièreté; impertinence; insolence; trop grande familiarité
hooghartigheid arrogance; fatuité; insolence; orgueil; présomption; prétention; vanité
hovaardigheid fatuité; insolence; prétention; vanité fierté; orgueil; vanité
impertinentie assurance; audace; brutalité; effronterie; grossièreté; impertinence; insolence; trop grande familiarité
inbeelding arrogance; audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; orgueil; présomption; prétention
indiscretie audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence arrogance; bavardage; caractère irréfléchi; indiscrétion; intempérance de langage
laatdunkendheid audace; effronterie; fatuité; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; prétention; vanité
onbeschaamdheid assurance; audace; brutalité; effronterie; grossièreté; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; trop grande familiarité
onbeschoftheid assurance; audace; brutalité; effronterie; grossièreté; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; trop grande familiarité défaut d'éducation; grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse; lourdeur; vulgarité
onbeschroomdheid audace; impertinence; impudence; insolence
onkiesheid audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence
onwelgevoegelijkheid audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence
schaamteloosheid audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence
verwaandheid arrogance; audace; effronterie; fatuité; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; orgueil; présomption; prétention; vanité
vrijpostigheid assurance; audace; brutalité; effronterie; grossièreté; impertinence; insolence; trop grande familiarité
zelfverheffing arrogance; audace; effronterie; impertinence; impudence; indiscrétion; insolence; orgueil; présomption; prétention

Synoniemen voor "insolence":


Computer vertaling door derden: