Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. opposant:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor opposant (Frans) in het Nederlands

opposant:

opposant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'opposant (adversaire; rival; antagoniste; parti opposé; partie adverse)
    de tegenstander; de tegenstrever
  2. l'opposant (rival)
    de tegenkandidaat
  3. l'opposant (personne qui vote contre; adversaire; antagoniste)
    de tegenstemmer

Vertaal Matrix voor opposant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegenkandidaat opposant; rival
tegenstander adversaire; antagoniste; opposant; parti opposé; partie adverse; rival
tegenstemmer adversaire; antagoniste; opposant; personne qui vote contre
tegenstrever adversaire; antagoniste; opposant; parti opposé; partie adverse; rival

Synoniemen voor "opposant":


Wiktionary: opposant

opposant
noun
  1. Celui, celle qui s’oppose.