Frans

Uitgebreide vertaling voor piqué (Frans) in het Nederlands

piqué:

piqué bijvoeglijk naamwoord

  1. piqué (chapardé; volé; dérobé)
    gestolen; ontvreemd
  2. piqué (touché au vif; blessé; atteint; offensé; profondément blessé)
    geraakt; getoucheerd
  3. piqué (chouravé; volé)
    gejat
    • gejat bijvoeglijk naamwoord
  4. piqué (percé)
    opengeprikt; aangeprikt
  5. piqué
    ingeklokt
  6. piqué
    gebietst

piqué [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le piqué (descente en piqué)
    de duikvlucht

Vertaal Matrix voor piqué:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duikvlucht descente en piqué; piqué
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geraakt atteint; blessé; offensé; piqué; profondément blessé; touché au vif affecté; mis sens dessus dessous; touché; émotif; émotionnable; émotionnel; ému
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeprikt percé; piqué
gebietst piqué
gejat chouravé; piqué; volé
gestolen chapardé; dérobé; piqué; volé
getoucheerd atteint; blessé; offensé; piqué; profondément blessé; touché au vif
ingeklokt piqué
ontvreemd chapardé; dérobé; piqué; volé
opengeprikt percé; piqué

Synoniemen voor "piqué":


Verwante vertalingen van piqué