Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rabâchage:


Frans

Uitgebreide vertaling voor rabâchage (Frans) in het Nederlands

rabâchage:

rabâchage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rabâchage (tripotage)
    het gemier; het gezeur
    • gemier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gezeur [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le rabâchage (plaintes; lamentations)
    het gezever; het gezeur; het gemekker
    • gezever [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gezeur [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gemekker [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rabâchage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemekker lamentations; plaintes; rabâchage bêlement; chinoiseries; doléances; embêtements; emmerdement; emmerdes; gémissement; histoires; jérémiades; lamentations; pagaille; plainte; plaintes
gemier rabâchage; tripotage
gezeur lamentations; plaintes; rabâchage; tripotage chinoiseries; embêtements; emmerdement; emmerdes; ennuis; histoires; jérémiades; pagaille
gezever lamentations; plaintes; rabâchage

Synoniemen voor "rabâchage":