Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- vadrouille:
- vadrouiller:
-
Wiktionary:
- vadrouille → zwabber
Frans
Uitgebreide vertaling voor vadrouille (Frans) in het Nederlands
vadrouille:
Vertaal Matrix voor vadrouille:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
teerkwast | guipon; vadrouille | |
zwabber | faubert; vadrouille |
Synoniemen voor "vadrouille":
Wiktionary: vadrouille
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vadrouille | → zwabber | ↔ mop — implement for washing floors |
vadrouiller:
vadrouiller werkwoord (vadrouille, vadrouilles, vadrouillons, vadrouillez, vadrouillent, vadrouillais, vadrouillait, vadrouillions, vadrouilliez, vadrouillaient, vadrouillai, vadrouillas, vadrouilla, vadrouillâmes, vadrouillâtes, vadrouillèrent, vadrouillerai, vadrouilleras, vadrouillera, vadrouillerons, vadrouillerez, vadrouilleront)
-
vadrouiller (faire un tour; se balader; flâner; se promener de long en large)
-
vadrouiller (vagabonder; se promener; errer)
-
vadrouiller (être perdu; traîner; se tromper; flâner; errer; rôder; déambuler; s'égarer; vaguer; fureter; vagabonder; fouiner; se fourvoyer; courir le monde; errer à l'aventure)
verdwaald zijn-
verdwaald zijn werkwoord
-
-
vadrouiller (errer; abîmer; fouiner; rôder; agiter; balancer; amocher; courir le monde; vagabonder; faire le tour de; errer à l'aventure)
rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn-
aan de zwerf zijn werkwoord (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)
Conjugations for vadrouiller:
Présent
- vadrouille
- vadrouilles
- vadrouille
- vadrouillons
- vadrouillez
- vadrouillent
imparfait
- vadrouillais
- vadrouillais
- vadrouillait
- vadrouillions
- vadrouilliez
- vadrouillaient
passé simple
- vadrouillai
- vadrouillas
- vadrouilla
- vadrouillâmes
- vadrouillâtes
- vadrouillèrent
futur simple
- vadrouillerai
- vadrouilleras
- vadrouillera
- vadrouillerons
- vadrouillerez
- vadrouilleront
subjonctif présent
- que je vadrouille
- que tu vadrouilles
- qu'il vadrouille
- que nous vadrouillions
- que vous vadrouilliez
- qu'ils vadrouillent
conditionnel présent
- vadrouillerais
- vadrouillerais
- vadrouillerait
- vadrouillerions
- vadrouilleriez
- vadrouilleraient
passé composé
- ai vadrouillé
- as vadrouillé
- a vadrouillé
- avons vadrouillé
- avez vadrouillé
- ont vadrouillé
divers
- vadrouille!
- vadrouillez!
- vadrouillons!
- vadrouillé
- vadrouillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles