Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vivant:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor vivant (Frans) in het Nederlands

vivant:

vivant bijvoeglijk naamwoord

  1. vivant (en vie)
    levend; in leven
  2. vivant (évident; manifestement; clairement; )
    duidelijk; aanschouwelijk

Vertaal Matrix voor vivant:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschouwelijk clair; clairement; concret; manifestement; net; palpable; qui s'adresse à vue; vivant; évident
duidelijk clair; clairement; concret; manifestement; net; palpable; qui s'adresse à vue; vivant; évident clair; clair comme de l'eau de roche; clair comme le jour; clair et net; clairement; compréhensible; concret; d'une façon compréhensible; d'une façon palpable; de façon intelligible; de façon univoque; de toute évidence; direct; distinct; flagrant; généralement compréhensible; identifiable; intelligible; limpide; lucide; manifeste; manifestement; net; perceptible; perceptiblement; perpendiculaire; perpendiculairement; reconnaissable; saisissable; sans équivoque; sensible; tangible; univoque; vertical; verticalement; éclaircissant; évident
levend en vie; vivant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in leven en vie; vivant

Synoniemen voor "vivant":


Wiktionary: vivant

vivant
adjective
  1. Qui douer de vie.

Cross Translation:
FromToVia
vivant levend alive — having life
vivant levend; levende live — having life
vivant levend lebendig — lebend, am Leben, nicht tot

Verwante vertalingen van vivant