Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bûcheur:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bûcheur (Frans) in het Zweeds

bûcheur:

bûcheur bijvoeglijk naamwoord

  1. bûcheur (assidu; infatigable; avec zèle; )
    outtröttlig; outtröttligt

bûcheur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bûcheur (fayot; flagorneur; prétentieux; )
    uppvisning; spektakel

Vertaal Matrix voor bûcheur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spektakel bûcheur; fayot; flagorneur; flagorneuse; lèche-bottes; lécheur; lécheuse; paillasson; parasite; pique-assiette; prétentieux; reptile; écornifleur exposition; représentation; représentation théâtrale; scène; show; spectacle; vue
uppvisning bûcheur; fayot; flagorneur; flagorneuse; lèche-bottes; lécheur; lécheuse; paillasson; parasite; pique-assiette; prétentieux; reptile; écornifleur apparance; bluffeur; crâneur; exposition; fanfaron; happening; hâbleur; manifestation; représentation; représentation théâtrale; show; spectacle; vantard; étalage
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
outtröttlig assidu; avec application; avec zèle; bûcheur; infatigable; laborieux; zélé constamment; continuel; continuellement; imperturbable; non fatigué; permanent; sans cesse; sans se lasser
outtröttligt assidu; avec application; avec zèle; bûcheur; infatigable; laborieux; zélé constamment; continuel; continuellement; imperturbable; non fatigué; permanent; sans cesse; sans se lasser

Synoniemen voor "bûcheur":


Computer vertaling door derden: