Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. blagueur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor blagueur (Frans) in het Zweeds

blagueur:

blagueur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le blagueur (rigolo)
    humorist; komiker; clown
    • humorist [-en] zelfstandig naamwoord
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  2. le blagueur (tonneau creux; vantard; fanfaron; bluffeur)
    skrävlare; skrytmåns

Vertaal Matrix voor blagueur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clown blagueur; rigolo arlequin; bouffon; clown; comique; comédien; espiègle; farceur; fou; hurluberlu; idiot; imbécile; niais; paillasse; pierrot; pitre; plaisantin; polichinelle; rigolo; sot; écervelé
humorist blagueur; rigolo
komiker blagueur; rigolo acteur; actrice; bouffon; clown; clowns; comique; comiques; comédien; comédienne; comédiennes; comédiens; espiègle; farceur; paillasse; plaisantin; plaisantins
skrytmåns blagueur; bluffeur; fanfaron; hâbleur; tonneau creux; vantard aromatisant; baratineurs; bluffeur; chichiteux; fanfaron; hâbleurs; tapageur; vantard
skrävlare blagueur; bluffeur; fanfaron; hâbleur; tonneau creux; vantard aromatisant; baratineurs; bluffeur; chichiteux; fanfaron; grande gueule; hâbleur; hâbleurs; joueur de paume; paradeurs; tapageur; vantard; vantards

Synoniemen voor "blagueur":


Wiktionary: blagueur


Cross Translation:
FromToVia
blagueur spefågel; gyckelmakare; muntergök Spaßvogeljemand, der mit seinen lustigen Einfällen und Späßen andere gerne erheitert