Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. faiseur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faiseur (Frans) in het Zweeds

faiseur:

faiseur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le faiseur (ouvrier du bâtiment; constructeur)
    byggnadsarbetare
  2. le faiseur (auteur; constructeur; fabricant; architecte)
    skapare; upphovsman; producent; tillverkare
  3. le faiseur (créateur; architecte; auteur; )
    författare; tillverkare; skapare

Vertaal Matrix voor faiseur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byggnadsarbetare constructeur; faiseur; ouvrier du bâtiment ouvriers; ouvriers du bâtiment
författare architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur auteur; auteurs; créateur; femme de lettres; femme écrivain; fournisseur de contenu; fournisseur de contenu Internet; homme de lettres; littéraire; littérateur; poète; romancier; romanciers; écrivain; écrivains
producent architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur cultivateur; fabricant; producteur; éleveur
skapare architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur créateurs; créatrice
tillverkare architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur constructeur; fabricant; industriel; producteur
upphovsman architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur

Synoniemen voor "faiseur":


Wiktionary: faiseur


Cross Translation:
FromToVia
faiseur aktör actor — one who acts; a doer
faiseur typ Mackerumgangssprachlich, abwertend: Mann; oftmals jemand, der mindestens etwas fremd ist und mit dem Beiklang Chauvi, Macho