Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
deponeren:
- setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; ablegen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben; stürzen; deponieren; hinterlegen; speichern; bewahren; lagern; aufbewahren; bergen; niederlegen; aufheben; ablagern; wegbergen
-
Wiktionary:
- deponeren → deponieren
- deponeren → per Depesche übermitteln, deponieren, hinterlegen, verwahren, in Verwahrung geben, zur Aufbewahrung geben, anlegen, ablagern, absetzen, abscheiden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor deponeren (Nederlands) in het Duits
deponeren:
-
deponeren (leggen; plaatsen; zetten; neerleggen; stationeren; neerzetten)
setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; ablegen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
stationieren werkwoord (stationiere, stationierst, stationiert, stationierte, stationiertet, stationiert)
-
deponeren (storten)
-
deponeren (neerleggen)
deponieren; hinterlegen-
hinterlegen werkwoord (lege hinter, legst hinter, legt hinter, legte hinter, legtet hinter, hintergelegt)
-
deponeren (opslaan; bewaren)
speichern; bewahren; lagern; aufbewahren; deponieren; bergen-
aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
-
deponeren (neerleggen; leggen; plaatsen; wegleggen)
hinlegen; lagern; deponieren; ablegen; niederlegen; aufheben; bewahren; bergen; aufbewahren-
niederlegen werkwoord
-
aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
-
deponeren (leggen)
Conjugations for deponeren:
o.t.t.
- deponeer
- deponeert
- deponeert
- deponeren
- deponeren
- deponeren
o.v.t.
- deponeerde
- deponeerde
- deponeerde
- deponeerden
- deponeerden
- deponeerden
v.t.t.
- heb gedeponeerd
- hebt gedeponeerd
- heeft gedeponeerd
- hebben gedeponeerd
- hebben gedeponeerd
- hebben gedeponeerd
v.v.t.
- had gedeponeerd
- had gedeponeerd
- had gedeponeerd
- hadden gedeponeerd
- hadden gedeponeerd
- hadden gedeponeerd
o.t.t.t.
- zal deponeren
- zult deponeren
- zal deponeren
- zullen deponeren
- zullen deponeren
- zullen deponeren
o.v.t.t.
- zou deponeren
- zou deponeren
- zou deponeren
- zouden deponeren
- zouden deponeren
- zouden deponeren
en verder
- is gedeponeerd
- zijn gedeponeerd
diversen
- deponeer!
- deponeert!
- gedeponeerd
- deponerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor deponeren:
Synoniemen voor "deponeren":
Antoniemen van "deponeren":
Verwante definities voor "deponeren":
Wiktionary: deponeren
deponeren
Cross Translation:
verb
-
an einen sicheren Ort zur Aufbewahrung geben (meist Wertvolles)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deponeren | → per Depesche übermitteln; deponieren; hinterlegen; verwahren; in Verwahrung geben; zur Aufbewahrung geben; anlegen; ablagern; absetzen; abscheiden | ↔ déposer — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: