Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
gaaf:
- toll; tipp-topp; schick; großartig; super; dufte; tadellos; steil; hervorragend; stark; herrlich; gut; riesig; hoch; prima; spitze; einwandfrei; klasse; makellos; fabelhaft; genial; ganz; heil; vollkommen; unbeschädigt; total; ganz und gar; vollständig; intakt; gänzlich; komplett; gesamt; fehlerfrei; pur; jungfräulich; rein; unberührt; unverfälscht; unangetastet; unversehrt; unbefleckt
- afgaan:
-
Wiktionary:
- gaaf → intakt, makellos, unbeschädigt, vollständig, modern, cool
- afgaan → hinuntergehen, abgehen, sich blamieren
- afgaan → feuern, versagen, abfahren, abreisen, fortgehen, abfeuern, abschießen, losgehen, aufbrechen, besuchen, einen Besuch abstatten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gaaf (Nederlands) in het Duits
gaaf:
-
gaaf (tof; schitterend; mieters)
toll; tipp-topp; schick; großartig; super; dufte; tadellos; steil; hervorragend; stark; herrlich; gut; riesig; hoch; prima-
toll bijvoeglijk naamwoord
-
tipp-topp bijvoeglijk naamwoord
-
schick bijvoeglijk naamwoord
-
großartig bijvoeglijk naamwoord
-
super bijvoeglijk naamwoord
-
dufte bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
steil bijvoeglijk naamwoord
-
hervorragend bijvoeglijk naamwoord
-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
herrlich bijvoeglijk naamwoord
-
gut bijvoeglijk naamwoord
-
riesig bijvoeglijk naamwoord
-
hoch bijvoeglijk naamwoord
-
prima bijvoeglijk naamwoord
-
-
gaaf (puntgaaf; onaangetast)
spitze; einwandfrei; klasse; tadellos; makellos-
spitze bijvoeglijk naamwoord
-
einwandfrei bijvoeglijk naamwoord
-
klasse bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
makellos bijvoeglijk naamwoord
-
-
gaaf (te gek; fantastisch; fabelachtig; waanzinnig; krankzinnig; reuze; wijs)
-
gaaf (intact; heel)
ganz; heil; vollkommen; unbeschädigt; total; ganz und gar; vollständig; intakt; gänzlich; komplett; gesamt; fehlerfrei-
ganz bijvoeglijk naamwoord
-
heil bijvoeglijk naamwoord
-
vollkommen bijvoeglijk naamwoord
-
unbeschädigt bijvoeglijk naamwoord
-
total bijvoeglijk naamwoord
-
ganz und gar bijvoeglijk naamwoord
-
vollständig bijvoeglijk naamwoord
-
intakt bijvoeglijk naamwoord
-
gänzlich bijvoeglijk naamwoord
-
komplett bijvoeglijk naamwoord
-
gesamt bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
-
gaaf (ongerept; maagdelijk; virginaal; puur; zuiver; onaangeraakt)
pur; jungfräulich; ganz; rein; unberührt; fehlerfrei; unbeschädigt; unverfälscht; unangetastet; unversehrt; unbefleckt-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
jungfräulich bijvoeglijk naamwoord
-
ganz bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
unberührt bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
unbeschädigt bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
unangetastet bijvoeglijk naamwoord
-
unversehrt bijvoeglijk naamwoord
-
unbefleckt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gaaf:
Verwante woorden van "gaaf":
Synoniemen voor "gaaf":
Antoniemen van "gaaf":
Verwante definities voor "gaaf":
Wiktionary: gaaf
gaaf
adjective
gaaf
-
zonder beschadiging
- gaaf → intakt; makellos; unbeschädigt; vollständig
-
in de populaire smaak vallend
- gaaf → modern
afgaan:
-
afgaan (mislukken; falen; verkeerd lopen; misgaan; in de puree lopen; floppen; mislopen; stranden)
mißlingen; fehlschlagen; abgehen; scheitern; schiefgehen; irren; mißraten; auffliegen; danebengehen-
fehlschlagen werkwoord (schlage fehl, schlägst fehl, schlägt fehl, schlug fehl, schlugt fehl, fehlgeschlagen)
-
schiefgehen werkwoord (geh schief, gehst schief, geht schief, ging schief, gingt schief, schiefgegangen)
-
danebengehen werkwoord
Conjugations for afgaan:
o.t.t.
- ga af
- gaat af
- gaat af
- gaan af
- gaan af
- gaan af
o.v.t.
- ging af
- ging af
- ging af
- gingen af
- gingen af
- gingen af
v.t.t.
- ben afgegaan
- bent afgegaan
- is afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
v.v.t.
- was afgegaan
- was afgegaan
- was afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
o.t.t.t.
- zal afgaan
- zult afgaan
- zal afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
o.v.t.t.
- zou afgaan
- zou afgaan
- zou afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
diversen
- ga af!
- gaat af!
- afgegaan
- afgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afgaan:
Verwante definities voor "afgaan":
Wiktionary: afgaan
afgaan
Cross Translation:
verb
-
naar beneden gaan
- afgaan → hinuntergehen
-
afgeschoten worden
- afgaan → abgehen
-
een slechte indruk nalaten
- afgaan → sich blamieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgaan | → feuern | ↔ fire — physiology: to cause action potential in a cell |
• afgaan | → versagen | ↔ flop — to fail completely, not to be successful at all |
• afgaan | → abfahren; abreisen; fortgehen; abfeuern; abschießen; losgehen; aufbrechen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |
• afgaan | → besuchen; einen Besuch abstatten | ↔ visiter — désuet|fr aller voir quelqu’un chez lui sans séjourner. |