Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bol (Nederlands) in het Duits

bol:

bol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bol (hoofd van een mens; hoofd)
    der Kopf; die Kugel; die Zwiebel
    • Kopf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kugel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zwiebel [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bol (bolletje)
    Bällchen; Kügelchen; Köpfchen
  3. de bol (globe)
    der Globus
    • Globus [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. de bol (globe; aarde)
    die Erde; der Erdball
    • Erde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Erdball [der ~] zelfstandig naamwoord

bol bijvoeglijk naamwoord

  1. bol (bolstaand)
    gewölbt; rund; aufgebauscht; gespannt; prall; ausgestopft; aufgedunsen
  2. bol (bolvormig; kogelvormig)
    kugelformig
  3. bol (kogelrond; sferisch; rond)
    kugelrund

Vertaal Matrix voor bol:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bällchen bol; bolletje balletje; kogeltje
Erdball aarde; bol; globe aardkloot
Erde aarde; bol; globe aarde; aardkloot; grond; vloer; wereld
Globus bol; globe wereldbol
Kopf bol; hoofd; hoofd van een mens berichtkop; bosje; cranium; harses; header; heester; hersenen; hersenpan; hersens; hoofd; hoofdeinde; krop; opeengepakte bladeren; schedel; struik
Kugel bol; hoofd; hoofd van een mens dreumes; drol; kloot; knikker; kogel; kogelpatronen; kort en dik persoon; onderkruipsel; patronen; propje; stuiter
Köpfchen bol; bolletje
Kügelchen bol; bolletje balletje; kogeltje
Zwiebel bol; hoofd; hoofd van een mens groente; ui
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgebauscht bol; bolstaand bolstaand; opgebold; uitpuilend
aufgedunsen bol; bolstaand gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezet dier; opgezwollen; pafferig
ausgestopft bol; bolstaand opgezet dier
gespannt bol; bolstaand benieuwd; nieuwsgierig
gewölbt bol; bolstaand gebogen; gewelfd; voorovergebogen
kugelformig bol; bolvormig; kogelvormig
kugelrund bol; kogelrond; rond; sferisch tonrond
prall bol; bolstaand houterig; krap bij kas; nauw; nauwsluitend; stijf; stijve; strak; stram; stroef
rund bol; bolstaand circa; om; omstreeks; ongeveer; pakweg; plusminus; ruwweg

Verwante woorden van "bol":


Antoniemen van "bol":


Verwante definities voor "bol":

  1. met een ronde vorm1
    • de aarde is bol1
  2. soort wortel waaruit een bloem groeit1
    • de bloembollen moeten nodig in de grond1
  3. voorwerp dat aan alle kanten rond is1
    • we leven op de aardbol1

Wiktionary: bol

bol
noun
  1. een driedimensionaal rond lichaam zie sfeer
  2. zie bloembol
bol
adjective
  1. Geometrie: (nach außen) gewölbt
noun
  1. Geometrie: Volumen, das von einem Rand umgeben wird, dessen Punkte alle den gleichen Abstand von einem Punkt (Mittelpunkt) besitzen

Cross Translation:
FromToVia
bol Ball; Kugel ball — solid or hollow sphere
bol konvex convex — curved or bowed outward like the outside of a bowl or sphere or circle
bol Kornblume cornflowerCentaurea cyanus
bol Schaufel; Schippe scoop — any cup- or bowl-shaped object
bol Kugel sphere — mathematics: regular three-dimensional object
bol Kugel sphere — spherical physical object
bol Zwiebel; Knolle; Bulbus bulbe — (botanique) Organe végétal souterrain formé par un bourgeon entouré de feuilles charnues, permettant à la plante de reformer chaque année ses parties aériennes.
bol Kugel; Sphäre sphère — géométrie|fr surface dans l’espace à trois dimensions dont tous les points sont situés à une même distance d’un point appelé centre.
bol Gewölbe voute — (architecture) ouvrage de maçonnerie cintrer, en arc, dont les pièces se soutiennent les unes les autres, qui sert à couvrir un espace.
bol Gewölbe voûte — (architecture) ouvrage de maçonnerie cintrer, en arc, dont les pièces se soutiennent les unes les autres, qui sert à couvrir un espace.

bol vorm van bollen:

bollen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bollen (ballen)
    die Bälle; die Kugeln
    • Bälle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kugeln [die ~] zelfstandig naamwoord

bollen werkwoord (bol, bolt, bolde, bolden, gebold)

  1. bollen (opbollen)
    aufbauschen; sich wölben
    • aufbauschen werkwoord (bausche auf, bauscht auf, bauschte auf, bauschtet auf, aufgebauscht)
    • sich wölben werkwoord (wölbe mich, wölbst dich, wölbt sich, wölbte sich, wölbtet euch, sich gewölbt)

Conjugations for bollen:

o.t.t.
  1. bol
  2. bolt
  3. bolt
  4. bollen
  5. bollen
  6. bollen
o.v.t.
  1. bolde
  2. bolde
  3. bolde
  4. bolden
  5. bolden
  6. bolden
v.t.t.
  1. heb gebold
  2. hebt gebold
  3. heeft gebold
  4. hebben gebold
  5. hebben gebold
  6. hebben gebold
v.v.t.
  1. had gebold
  2. had gebold
  3. had gebold
  4. hadden gebold
  5. hadden gebold
  6. hadden gebold
o.t.t.t.
  1. zal bollen
  2. zult bollen
  3. zal bollen
  4. zullen bollen
  5. zullen bollen
  6. zullen bollen
o.v.t.t.
  1. zou bollen
  2. zou bollen
  3. zou bollen
  4. zouden bollen
  5. zouden bollen
  6. zouden bollen
en verder
  1. ben gebold
  2. bent gebold
  3. is gebold
  4. zijn gebold
  5. zijn gebold
  6. zijn gebold
diversen
  1. bol!
  2. bolt!
  3. gebold
  4. bollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bollen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bälle ballen; bollen kogels
Kugeln ballen; bollen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufbauschen bollen; opbollen aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
sich wölben bollen; opbollen

Verwante woorden van "bollen":


Verwante vertalingen van bol