Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
bezetter:
-
Wiktionary:
bezetter → Besatzungsmacht, Besatzer
-
Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezetter (Nederlands) in het Duits
bezetter: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- bezet: lustig; fleißig; heiter; frisch; fröhlich; lebhaft; munter; freudig; üppig; lebendig; geschäftig; gesellig; flott; eifrig; emsig; gedrängt; quick; vergnüglich; existent; angeheitert; geräuschvoll; freudvoll; beschäftigt; gebucht; besetzt
- ter: zum; zur; bei; nächst; via
- Bezet: Beschäftigt
- bezetten: besetzen; unzugänglich machen
Spelling Suggesties voor: bezetter
Wiktionary: bezetter
bezetter
noun
-
iemand die bezet, meer in het bijzonder de bezetter van een overwonnen natie in oorlogstijd
- bezetter → Besatzungsmacht; Besatzer
Computer vertaling door derden:
Duits