Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nurks (Nederlands) in het Duits

nurks:

nurks bijvoeglijk naamwoord

  1. nurks (gemelijk; knorrig; stuurs; wrevelig)
  2. nurks (nors; chagrijnig; knorrig; korzelig)
    knurrig; barsch; brüsk; sauertöpfisch; griesgrämig; schlechtgelaunt
  3. nurks (slecht gehumeurd; chagrijnig; humeurig; )
    schlecht gelaunt
  4. nurks (sikkeneurig; chagrijnig; humeurig; )
    schlecht gelaunt; mürrisch; launisch; nörgelig; übellaunig; launenhaft

Vertaal Matrix voor nurks:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsch chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks bruusk; kortaf; nors; onzacht
brüsk chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks bot; bruusk; kortaf; nors; onzacht; zonder omhaal
griesgrämig chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks beklagend; brommerig; mopperig; naargeestig; negatief; somber; triest; troosteloos; zeurderig; zwaarmoedig
knurrig chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; mopperig
launenhaft chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd barok; buiig; grillig; naargeestig; nukkig; onberekenbaar; onvoorspelbaar; somber; triest; troosteloos; wispelturig; zwaarmoedig
launisch chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd barok; bokkig; chagrijnig; grillig; naargeestig; nukkig; onberekenbaar; onvoorspelbaar; somber; triest; troosteloos; wispelturig; zwaarmoedig
mürrisch chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd brommerig; kortaf; korzelig; mopperig; naargeestig; snauwend; somber; triest; troosteloos; wrevelig; zwaarmoedig
nörgelig chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd
sauertöpfisch chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; mopperig
schlecht gelaunt chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd grillig; nukkig; onberekenbaar; ongenietbaar; onvoorspelbaar; slecht geluimd; wispelturig
schlechtgelaunt chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; geirriteerd; mopperig; naargeestig; somber; stuurs; triest; troosteloos; zwaarmoedig
schlechtgelaunt ohne Grund gemelijk; knorrig; nurks; stuurs; wrevelig
übellaunig chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd grillig; naargeestig; nukkig; onberekenbaar; onvoorspelbaar; somber; triest; troosteloos; wispelturig; zwaarmoedig

Verwante woorden van "nurks":

  • nurksheid, nurkse

Wiktionary: nurks


Cross Translation:
FromToVia
nurks brummig; unwirsch; unfreundlich bougon — (familier, fr) Qui a tendance à bougonner.
nurks brummig; unwirsch; unfreundlich grognon — Qui grogner. — usage N’a pas de féminin quand il s’applique aux personnes.
nurks düster; schlechtgelaunt; widerwärtig; unangenehm; brummig; unwirsch; unfreundlich; langweilig; öde maussade — D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné.
nurks brummig; unwirsch; unfreundlich quinteux — Qui est fantasque, qui est sujet à des quintes, à des accès de mauvaise humeur.

Computer vertaling door derden: