Uitgebreide vertaling voor obsederen (Nederlands) in het Duits
obsederen:
-
obsederen
grabbeln;
Abnormal intrigieren;
backen;
faszinieren;
erfassen;
fassen;
erwischen;
ausspielen;
gehen;
kriegen;
greifen;
verhaften;
fangen;
fesseln;
packen;
knutschen;
ergreifen;
erobern;
kappen;
festnehmen;
eingreifen;
einpacken;
ballen;
schmieden;
hervorholen;
erhaschen;
intrigieren
-
grabbeln
werkwoord
(grabble, grabbelst, grabbelt, grabbelte, grabbeltet, gegrabbelt)
-
-
backen
werkwoord
(backe, backst, backt, backte, backtet, gebacken)
-
faszinieren
werkwoord
(fasziniere, faszinierst, fasziniert, faszinierte, fasziniertet, fasziniert)
-
erfassen
werkwoord
(erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
-
fassen
werkwoord
(fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
-
erwischen
werkwoord
(erwische, erwischst, erwischt, erwischte, erwischtet, erwischt)
-
ausspielen
werkwoord
(spiele aus, spielst aus, spielt aus, spielte aus, spieltet aus, ausgespielt)
-
gehen
werkwoord
(gehe, gehst, geht, ging, gingt, gegangen)
-
kriegen
werkwoord
(kriege, kriegst, kriegt, kriegte, kriegtet, gekriegt)
-
greifen
werkwoord
(greife, greifst, greift, griff, grifft, gegriffen)
-
verhaften
werkwoord
(verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
-
fangen
werkwoord
(fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)
-
fesseln
werkwoord
(fessle, fesselst, fesselt, fesselte, fesseltet, gefesselt)
-
packen
werkwoord
(packe, packst, packt, packte, packtet, gepackt)
-
knutschen
werkwoord
(knutsche, knutschest, knutscht, knutschte, knutschtet, geknutscht)
-
ergreifen
werkwoord
(ergreife, ergreifst, ergreift, ergriff, ergrifft, ergriffen)
-
erobern
werkwoord
(erobere, eroberst, erobert, eroberte, erobertet, erobert)
-
kappen
werkwoord
(kappe, kappst, kappt, kappte, kapptet, gekappt)
-
festnehmen
werkwoord
(nehme fest, nimmst fest, nimmt fest, nahm fest, nahmt fest, festgenommen)
-
eingreifen
werkwoord
(greife ein, greifst ein, greift ein, griff ein, grifft ein, eingegriffen)
-
einpacken
werkwoord
(packe ein, packst ein, packt ein, packte ein, packtet ein, eingepackt)
-
ballen
werkwoord
(balle, ballst, ballt, ballte, balltet, geballt)
-
schmieden
werkwoord
(schmiede, schmiedest, schmiedet, schmiedete, schmiedetet, geschmiedet)
-
hervorholen
werkwoord
(hole hervor, holst hervor, holt hervor, holte hervor, holtet hervor, hervorgeholt)
-
erhaschen
werkwoord
(erhasche, erhascht, erhaschte, erhaschtet, erhascht)
-
intrigieren
werkwoord
(intrigiere, intrigierst, intrigiert, intrigierte, intrigiertet, intrigiert)
Conjugations for obsederen:
o.t.t.
- obsedeer
- obsedeert
- obsedeert
- obsederen
- obsederen
- obsederen
o.v.t.
- obsedeerde
- obsedeerde
- obsedeerde
- obsedeerden
- obsedeerden
- obsedeerden
v.t.t.
- ben geobsedeerd
- bent geobsedeerd
- is geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
v.v.t.
- was geobsedeerd
- was geobsedeerd
- was geobsedeerd
- waren geobsedeerd
- waren geobsedeerd
- waren geobsedeerd
o.t.t.t.
- zal obsederen
- zult obsederen
- zal obsederen
- zullen obsederen
- zullen obsederen
- zullen obsederen
o.v.t.t.
- zou obsederen
- zou obsederen
- zou obsederen
- zouden obsederen
- zouden obsederen
- zouden obsederen
diversen
- obsedeer!
- obsedeert!
- geobsedeerd
- obsederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor obsederen:
obsederen
verb
-
in buitensporige, ziekelijke mate boeien
Computer vertaling door derden: