Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stek:
  2. stekken:
  3. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stek:
    Het woord stek is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van duits naar nederlands.
    • Synoniemen voor "Stek":
      Schifferknoten; seemännischer Knoten; Segelknoten


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stek (Nederlands) in het Duits

stek:

stek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    der Luftschutzkeller; die Zuflucht; der Schutz; Versteck; der Zufluchtsort; die Zufluchtstätte
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    der Sprößling; der Schuß; der Trieb
    • Sprößling [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trieb [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Luftschutzkeller schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats
Schutz schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats bescherming; beschermingen; beschermkap; beschutsel; beschutting; beveiliging; protectie; protecties; schuilplaats; veiligheid; vrijplaats; wijkplaats
Schuß jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek bam; dreun; explosie; klap; knal; kwak; ontploffing; plof; scheutje; scheutjes; smak
Sprößling jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek afstammeling; dreumes; hummel; jochie; klein jongetje; klein kind; kleintje; loot; nakomeling; peuter; scheut; spruit; stekje; telg; uk; worm; wurm
Trieb jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jool; leut; loot; lust; plezier; pret; rank; ranken; scheut; seksuele begeerte; spruit; stekje; voortgedreven vee
Versteck schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats
Zuflucht schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; schuilplaats; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; vrijplaats; wijkplaats
Zufluchtsort schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats
Zufluchtstätte schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; schuilhol; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats

Verwante woorden van "stek":


Wiktionary: stek


Cross Translation:
FromToVia
stek Steckling; Senkreis; Ableger cutting — a leaf, stem, branch, or root removed from a plant

stek vorm van stekken:

stekken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stekken (scheuten; spruiten; schoten)
    der Sprößlinge; der Setzlinge; der Stecklinge

stekken werkwoord (stek, stekt, stekte, stekten, gestekt)

  1. stekken

Conjugations for stekken:

o.t.t.
  1. stek
  2. stekt
  3. stekt
  4. stekken
  5. stekken
  6. stekken
o.v.t.
  1. stekte
  2. stekte
  3. stekte
  4. stekten
  5. stekten
  6. stekten
v.t.t.
  1. heb gestekt
  2. hebt gestekt
  3. heeft gestekt
  4. hebben gestekt
  5. hebben gestekt
  6. hebben gestekt
v.v.t.
  1. had gestekt
  2. had gestekt
  3. had gestekt
  4. hadden gestekt
  5. hadden gestekt
  6. hadden gestekt
o.t.t.t.
  1. zal stekken
  2. zult stekken
  3. zal stekken
  4. zullen stekken
  5. zullen stekken
  6. zullen stekken
o.v.t.t.
  1. zou stekken
  2. zou stekken
  3. zou stekken
  4. zouden stekken
  5. zouden stekken
  6. zouden stekken
en verder
  1. ben gestekt
  2. bent gestekt
  3. is gestekt
  4. zijn gestekt
  5. zijn gestekt
  6. zijn gestekt
diversen
  1. stek!
  2. stekt!
  3. gestekt
  4. stekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Setzlinge scheuten; schoten; spruiten; stekken geplant aantal; gepoot aantal
Sprößlinge scheuten; schoten; spruiten; stekken broed; broedsel; gebroed
Stecklinge scheuten; schoten; spruiten; stekken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stecklinge abschnieden stekken

Verwante woorden van "stekken":




Duits

Uitgebreide vertaling voor stek (Duits) in het Nederlands

Stek:


Synoniemen voor "Stek":

  • Schifferknoten; seemännischer Knoten; Segelknoten