Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitdeinen (Nederlands) in het Duits
uitdeinen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- uit: von hier; aus; klar; fertig; bereit; geschafft; erledigt; beendet; einsatzbereit; vollendet; parat; ab jetzt
- deinen: fließen; schwingen; winken; wiegen; schleudern; schwanken; wackeln; wallen; schwenken; schaukeln; baumeln; pendeln; schlingen; flattern; schmettern; wogen; wippen; schlittern; dünen; schlenkern; watscheln; schlackern; tänzeln; herumfliegen; schlingern; sichwellen
- uiten: mitteilen; ausdrücken; in Worte fassen; sich aus drücken; äußern
Spelling Suggesties voor: uitdeinen
Wiktionary: uitdeinen
Computer vertaling door derden: