Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. printen:
  2. print:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor printen (Nederlands) in het Duits

printen:

printen werkwoord (print, printte, printten, geprint)

  1. printen
    drucken
    • drucken werkwoord (drucke, druckst, druckt, druckte, drucktet, gedruckt)

Conjugations for printen:

o.t.t.
  1. print
  2. print
  3. print
  4. printen
  5. printen
  6. printen
o.v.t.
  1. printte
  2. printte
  3. printte
  4. printten
  5. printten
  6. printten
v.t.t.
  1. heb geprint
  2. hebt geprint
  3. heeft geprint
  4. hebben geprint
  5. hebben geprint
  6. hebben geprint
v.v.t.
  1. had geprint
  2. had geprint
  3. had geprint
  4. hadden geprint
  5. hadden geprint
  6. hadden geprint
o.t.t.t.
  1. zal printen
  2. zult printen
  3. zal printen
  4. zullen printen
  5. zullen printen
  6. zullen printen
o.v.t.t.
  1. zou printen
  2. zou printen
  3. zou printen
  4. zouden printen
  5. zouden printen
  6. zouden printen
diversen
  1. print!
  2. print!
  3. geprint
  4. printend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor printen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drucken printen prenten

Verwante woorden van "printen":


Wiktionary: printen


Cross Translation:
FromToVia
printen drucken print — to copy something on a surface, especially by machine
printen drucken; bedrucken; veröffentlichen; prägen imprimerfaire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure.

printen vorm van print:

print [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de print (afdruk)
    der Abdruck; der Ausdruck; der Abzug
    • Abdruck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausdruck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abzug [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor print:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abdruck afdruk; print afdruksel; afgieting; afgietsel; gietmal; gietsel; uitdraai; vorm
Abzug afdruk; print afdruksel; aftocht; aftrek; aftrekking; belettering; deductie; disconto; haan; het aftrekken; korting; opdruk; prijsvermindering; reductie; substractie; trekker van vuurwapen; van elkaar aftrekken; vermindering
Ausdruck afdruk; print expressie; frase; gelaatsuitdrukking; gezegde; gezichtsuitdrukking; inleiding; introductie; naam; proloog; taalschat; term; uitdrukking; uitdrukkingen; voorbericht; voorwoord; zegswijze; zin

Verwante woorden van "print":