Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ouwehoer:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ouwehoeren (Nederlands) in het Duits

ouwehoer:

ouwehoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ouwehoer (kletser; babbelaar; leuterkous; zwamneus)
    der Plapperer; die Faseltante; der Quatschkopf; der Faselhans

Vertaal Matrix voor ouwehoer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Faselhans babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus babbelaarster; hannes; keutelaar; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
Faseltante babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
Plapperer babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus
Quatschkopf babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul; veelprater

Verwante woorden van "ouwehoer":

  • ouwehoeren


Wiktionary: ouwehoeren

ouwehoeren
verb
  1. (umgangssprachlich), salopp: viel und gern – vor allem über Unwichtiges oder Dummes – reden
  2. umgangssprachlich: über Abwesende schlecht reden
  3. umgangssprachlich, landschaftlich (alemannisch): sich lebhaft (über eher unwichtige Thema) unterhalten
  4. abwertend: über andere abfällig reden

Computer vertaling door derden: