Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- distribueren:
-
Wiktionary:
- distribueren → ausnehmen, ausschließen, austeilen, verallgemeinern, verteilen, zuteilen, ausgeben, geben, zerlegen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor distribueren (Nederlands) in het Duits
distribueren:
-
distribueren (verdelen; uitreiken; ronddelen)
verteilen; distribuieren; überreichen; vermitteln; ausgeben; aushändigen; holen; ausstellen; verabreichen; austeilen; besorgen; verschaffen; ausschütten; schaffen; geben; liefern; gewähren; bereitstellen; herbeibringen; einbringen; herbeischaffen-
distribuieren werkwoord (distribuiere, distribuierst, distribuiert, distribuierte, distribuiertet, distribuiert)
-
aushändigen werkwoord (händige aus, händigst aus, händigt aus, händigte aus, händigtet aus, ausgehändigt)
-
verabreichen werkwoord (verabreiche, verabreichst, verabreicht, verabreichte, verabreichtet, verabreicht)
-
ausschütten werkwoord (schütte aus, schüttest aus, schüttet aus, schüttete aus, schüttetet aus, ausgeschüttet)
-
bereitstellen werkwoord (stelle bereit, stellst bereit, stellt bereit, stellte bereit, stelltet bereit, bereitgestellt)
-
herbeibringen werkwoord (bringe herbei, bringst herbei, bringt herbei, brachte herbei, brachtet herbei, herbeigebrahct)
-
herbeischaffen werkwoord (schaffe herbei, schaffst herbei, schafft herbei, schaffte herbei, schafftet herbei, herbeigeschafft)
-
distribueren (rantsoeneren)
distribuieren; verteilen; zuteilen; rationieren-
distribuieren werkwoord (distribuiere, distribuierst, distribuiert, distribuierte, distribuiertet, distribuiert)
-
-
distribueren (verdelen)
Conjugations for distribueren:
o.t.t.
- distribueer
- distribueert
- distribueert
- distribueren
- distribueren
- distribueren
o.v.t.
- distribueerde
- distribueerde
- distribueerde
- distribueerden
- distribueerden
- distribueerden
v.t.t.
- heb gedistribueerd
- hebt gedistribueerd
- heeft gedistribueerd
- hebben gedistribueerd
- hebben gedistribueerd
- hebben gedistribueerd
v.v.t.
- had gedistribueerd
- had gedistribueerd
- had gedistribueerd
- hadden gedistribueerd
- hadden gedistribueerd
- hadden gedistribueerd
o.t.t.t.
- zal distribueren
- zult distribueren
- zal distribueren
- zullen distribueren
- zullen distribueren
- zullen distribueren
o.v.t.t.
- zou distribueren
- zou distribueren
- zou distribueren
- zouden distribueren
- zouden distribueren
- zouden distribueren
en verder
- is gedistribueerd
- zijn gedistribueerd
diversen
- distribueer!
- distribueert!
- gedistribueerd
- distribuerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor distribueren:
Synoniemen voor "distribueren":
Verwante definities voor "distribueren":
Wiktionary: distribueren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distribueren | → ausnehmen; ausschließen; austeilen; verallgemeinern; verteilen; zuteilen; ausgeben; geben | ↔ dispenser — exempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose. |
• distribueren | → austeilen; verallgemeinern; verteilen; zerlegen; zuteilen; ausgeben; geben | ↔ distribuer — répartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits. |
• distribueren | → austeilen; verallgemeinern; verteilen; zerlegen | ↔ répartir — partager, distribuer, attribuer à chacun sa part. |
Computer vertaling door derden: