Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gevlekt (Nederlands) in het Duits

gevlekt:

gevlekt bijvoeglijk naamwoord

  1. gevlekt (bevuild; groezelig; besmeurd)
    fleckig; verunreinigt; unsauber

Vertaal Matrix voor gevlekt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fleckig besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig bedoezeld; bevlekt; groezelig; morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; vies; viezig; vlekkerig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig
unsauber besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig bedoezeld; bevlekt; goor; groezelig; met vuil bemorst; morsig; muf; obsceen; onfris; onkies; onkuis; onrein; onverkwikkelijk; onzindelijk; ranzig; schuin; smerig; smoezelig; stuitend; vies; viezig; vlekkig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zedeloos
verunreinigt besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig verontreinigd

Wiktionary: gevlekt

gevlekt
Cross Translation:
FromToVia
gevlekt gesprenkelt; gefleckt mottled — spotted

vlekken:

vlekken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de vlekken
    Flecken
    • Flecken [das ~] zelfstandig naamwoord

vlekken werkwoord (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)

  1. vlekken (smetten; afgeven; bevlekken)
    beschmutzen; leicht schmutzig werden
  2. vlekken (morsen; knoeien; kladden)
    beschmutzen; schweinigeln; beflecken; kleckern; verschmutzen; schmieren; manschen; panschen; beschmieren; verunreinigen; beklecksen
    • beschmutzen werkwoord (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)
    • schweinigeln werkwoord (schweinigele, schweinigelst, schweinigelt, schweinigelte, schweinigeltet, geschweinigelt)
    • beflecken werkwoord (beflecke, befleckst, befleckt, befleckte, beflecktet, befleckt)
    • kleckern werkwoord (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)
    • verschmutzen werkwoord (verschmutze, verschmutzt, verschmutzte, verschmutztet, verschmutzt)
    • schmieren werkwoord (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)
    • manschen werkwoord (mansche, manschst, manscht, manschte, manschtet, gemanscht)
    • panschen werkwoord (pansche, panschest, panscht, panschte, panschtet, gepanscht)
    • beschmieren werkwoord (beschmiere, beschmierst, beschmiert, beschmierte, beschmiertet, beschmiert)
    • verunreinigen werkwoord (verunreinige, verunreinigst, verunreinigt, verunreinigte, verunreinigtet, vereinigt)
    • beklecksen werkwoord (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)

Conjugations for vlekken:

o.t.t.
  1. vlek
  2. vlekt
  3. vlekt
  4. vlekken
  5. vlekken
  6. vlekken
o.v.t.
  1. vlekte
  2. vlekte
  3. vlekte
  4. vlekten
  5. vlekten
  6. vlekten
v.t.t.
  1. heb gevlekt
  2. hebt gevlekt
  3. heeft gevlekt
  4. hebben gevlekt
  5. hebben gevlekt
  6. hebben gevlekt
v.v.t.
  1. had gevlekt
  2. had gevlekt
  3. had gevlekt
  4. hadden gevlekt
  5. hadden gevlekt
  6. hadden gevlekt
o.t.t.t.
  1. zal vlekken
  2. zult vlekken
  3. zal vlekken
  4. zullen vlekken
  5. zullen vlekken
  6. zullen vlekken
o.v.t.t.
  1. zou vlekken
  2. zou vlekken
  3. zou vlekken
  4. zouden vlekken
  5. zouden vlekken
  6. zouden vlekken
diversen
  1. vlek!
  2. vlekt!
  3. gevlekt
  4. vlekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vlekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Flecken vlekken buurtschap; dorp; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beflecken kladden; knoeien; morsen; vlekken
beklecksen kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
beschmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen
beschmutzen afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; vlekken bedoezelen; bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
kleckern kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; vergieten
leicht schmutzig werden afgeven; bevlekken; smetten; vlekken
manschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
panschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
schmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
schweinigeln kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; rotzooi maken; schuine moppen tappen; troep maken
verschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
verunreinigen kladden; knoeien; morsen; vlekken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklecksen beklad

Verwante woorden van "vlekken":


Verwante vertalingen van gevlekt